De boom als ‘opus magnum’
Sinds de veertiende eeuw beseften alchemisten dat wat zij zochten niet slechts voorkwam in geheime substanties, mineralen, geneesmiddelen en vergiften. Zij begonnen het gezochte ook te zien in mythische wezens, dieren en... planten.
Het alchemistische traktaat ‘Theatrum Chemicum’, soms Jodocus Greverus toegeschreven, werd voor het eerst 1588 in Leiden geprint. Het beschrijft het alchemistische opus of werk als het saaien en groeien van een boom in een beschermde tuin. De bodem waar in gezaaid werd was daarbij de gereinigde Mercurius, kwik. Saturnus, Jupiter, Mars en Venus, die voor metalen stonden, vormden de stam van de boom. Zon en maan, goud en zilver, bevatten de samen. Het ging daarbij uiteraard niet om gewone metalen, maar om filosofische en symbolische, ofwel innerlijke metalen.
Het planten en kweken van de boom was een metafoor voor het proces in de retort. Psychologisch gezien projecteerde de alchemist wat in hem gebeurde in zijn retort en in stoffen. Met de verschuiving van het werk in de retort naar het planten van een boom verschoof het projectievlak op planten. Of beter, het projectievlak verrijkte, verdiepte en verbrede. De plantenwereld werd als het ware aan de minerale wereld toegevoegd. De ingewijde discipel reinigde en koelde de boom met water. Hij ondersteunde zijn groei met contemplatie en meditatie en hoopte daarbij op een visioen (Jung GW 13: 295). Vergelijkbar met deze alchemistische voorstellingen vat Van de Rijps tijdgenoot Jan van der Groen de groei van de boom op als ‘gisting’ (1699), dat is als rijpings- en veranderingsproces.
Het ‘viriditas benedicta’ was het ‘gezegende groen’ en bedoelde de onsterfelijkheid en houdbaarheid van de vrucht (308). Het bladerkleed van Van de Rijps stokroos blijkt niet naturalistisch afgebeeld, eerder nog lijkt het op een mantel van het ‘gezegende groen’ die past bij de zwarte Japonse rok van de tuinliefhebber.
Het opus magnum als boom illustreert het psychische proces, waarin onbewuste inhouden het bewustzijn binnendringen en daar een bewuste plek krijgen. Het is tevens een metafoor van het leven en van hoe kennis en verlichting levendig ontstaan. Hoewel dit proces intellectueel begrepen kan worden, mag het niet met een zuiver intellectuele bezigheid of verworvenheid worden verwisseld. Het proces betreft een existentiële levenservaring en géén intellectuele ‘spielerei’ of vermaak (Jung GW 13: 337).
De stamroos heette in Van de Rijps tijd ‘rozen-boom’. De stokroos, die drie meter hoog kan worden, mocht evengoed als de kleinere stamroos als boom doorgaan. De naamdelen ‘stam’ en ‘stok’ en hun visuele verschijning verbinden hen met het symbool boom. Voor de alchemist was het groeien van een boom gelijkwaardig aan het maken van ‘de steen der wijzen’. Echter had de tuinliefhebber in zijn tuin veel meer kans op slagen in het kweken van planten en bomen, dan de alchemist in zijn alchemistisch vat met het kweken van de steen der wijzen, met het veranderen van lood in goud.
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen