Agnes Block in de ‘Mennistenhemel’
In 1672 verwoestten troepen van Lodewijk XIV vele buitens. De Vijverhof aan de Vecht bleef gespaard omdat soldaten er woonden. Daarna bloeide aan de Vecht de tuinkunst op.
Vanaf het begind van de 17e eeuw waren classicistische buitens in het polderlandschap of naast een rivier ge-liefd geworden bij Hollandse regenten en kooplieden. De buitens, eenheden van huis, tuin en landerijen, konden een economisch doel dienen, als geldbelegging, of voor de jacht of hogere status. Een idyllische visie leverde daarvoor het nodige kader.
Generaties lang tot ver in de 18e eeuw zouden burgers en kooplieden er grote kapitalen in de verfraaiing van buitenplaatsen investeren. Koepels als uitkijken over het water, wandeldreven, compacte villa's en met nieuwe ontdekte exotische planten en bloemen rijk versierde tuinen boden buitenlandse bezoekers een schouwspel dat haar gelijke in Europa niet kende. Welvarende doopsgezinden lieten zich neer aan de Vecht tussen Breukelen en Nieuwersluis. Men noemde de streek daarom ‘Mennistenhemel’. Doopsgezinden werden nog naar de doopsgezinde reformater Menno Simons Mennisten genoemd.