De roos als archetype
Van de Rijps hoftuin is ook een ‘Rosarium’ en de rozentuin was in zijn tijd een geliefd thema in de alchemie. In de alchemie stonden de witte en de rode roos voor ‘albedo’ en ‘rubedo’, het witte en het rode.
Het witte groeit op uit de ‘nigredo’, het zwarte, zoals uit de zwarte aarde. Het witte was het eerste hoofddoel in de alchemie en werd begrepen als een al hogere toestand, als ‘zilver’, ‘maan’ en ‘dageraad’ (Jung VW 5 en 6: 12, Birgelen, J. H. van, en P. E. De Vries-Ek 1999, Ramsey 2002, Von Franz 2008). Maar pas het rode was de zonsopgang, dat verwees naar het bloed van Christus, dat met de ‘steen der wijzen’ vergeleken en vereenzelvigd werd. De lichte kleur van de bloemen van de stokroos zou de alchemist hebben gezien als een vereniging van witte en rode kwaliteiten.
Zoals de hele rozentuin is ook de individuele roos een ‘hortus conclusus’, een besloten tuin, een symbool voor de Maagd Maria (Jung GW 14/2: 62). In de christelijke beeldspraak is Maria de bloem, waarin God zich verbergt, of het roosvenster waarin de triomferende koning en rechter der wereld troont (Jung 2000: 64). Zoals Christus het voorbeeld is voor alle mannen, is Maria het voorbeeld voor alle vrouwen (66). Zo is de roos een symbool van het beschermde en beschermende vrouwelijke als een beschermde en beschermende plek voor het innerlijke proces van de tuinkunstenaar. Want ‘voor de vrouw komt het typische gevaar van de kant van het onbewuste van boven, vanuit het geestelijke gebied, dat door de animus gepersonifieerd wordt. Het gevaar voor de man echter komt uit het aardse gebeid van ‘Vrouwe Wereld’, dat wil zeggen van de op de wereld geprojecteerde anima’ (Jung 2000: 56). Zo is de tuin en zijn de Rozen tegelijk wat Van de Rijp bedreigt en beschermt tegelijk.
De bloemen en rozen in Van de Rijps tuin groeien op uit de donkere aarde en lijken in de heiige lucht van de tuin te zweven, om niet over het hoofd te worden gezien. Als een lotsverbonden groep wortelen zij allen in dezelfde aarde, dat wil zeggen in het collectieve onbewuste. Als waren zij inhouden van het onbewuste, die naar boven streven naar het licht van het bewustzijn. ‘Zoals dat met veel inhouden van het collectieve onbewuste het geval lijkt te zijn’ (Jung 2002: 23). Met de Renaissance dook het aardmoeder-archetype weer op als antwoord op de eenzijdige dominantie van het archetype van de Hemelvader over vorige eeuwen. Daarop gelijkend op kleine schaal groeien de rozen uit de door de mannelijke geest ‘nauwgezet’ gestructureerde tuin en perken. Zo spiegelt de hoftuin in het klein het gebeuren in de geschiedenis in het groot, en zoekt het in het protestantisme gemarginaliseerde vrouwelijke intrede via geheel natuurlijke symboliek in het bewustzijn van de individuele tuinliefhebber. Dat hij gefascineerd was door het archetype blijkt uit hoe hij zich plaatst naast de stokroos en tussen zijn rozen en bloemen.
Nog steeds beeldt de roos de geliefde vrouw uit en schenken wij de geliefde, vooral de vrouw, graag rozen. De ‘rosa mystica’, de mystieke, mysterieuze of geheimenisvolle roos is één van de attributen van de Maagd (Jung GW 12: 219). Wie zich met de roos terug in de moederschoot van de natuur droomt, is psychologisch gezien feitelijk terug bij de moeder, bij het eeuwige kiemen en vernieuwen. Want bij de moeder is het leven dat nog alles voor zich heeft met nog alle ontwikkelingsmogelijkheden, zonder al aan de kwelling van vormgeving onderworpen te zijn (Jung GW 5: 506).
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen