Gerard van de Rijp als Adam onder planten
Uit het schilderij valt niet zo maar op te maken, dat de geportretteerde tuinliefhebber een protestant en doopsgezinde was. Officiële documenten in archieven bevestigen zijn kerkelijke affiliatie. Het Rijpenhofje kreeg zijn naam en bewaarde de herinnering aan hem en zijn gezindheid door de eeuwen tot op vandaag.
Pas als men zijn tuin vergelijkt met de beschrijving van de paradijstuin in bijbels van toen vallen parallellen op en kan men op het idee komen, dat hier iemand, die het bijbelse verhaal zelf goed kende, opzettelijk parallellen in de tuin en op het tafereel ensceneerde. Hierbij valt te denken aan
- de dalende zon, die van het Westen de tuin binnenvalt en groeiende, langer wordende, onscherpe schaduwen werpt, en die daarmee naar het tijdstip verwijst waarop God gewend was door zijn tuin te lopen. Beeldde Van de Rijp zich opzettelijk uit als wachtend op zijn God, om met hem door zijn tuin te lopen?
- de regen-loze wolken boven de tuin en de mist die naar de horizon toe steeds duidelijker wordt, die in plaats van de regen in het begin de aarde bevochtigde. Mogelijk was de voorstelling van een vloed-loze tijd voor een Hollander van de 17e eeuw mede paradijselijk.
- de man, de mannelijke mens, die als Adam zonder de hem werkelijk gelijke, zonder ‘haar’, die werkelijk bij hem past, in de tuin staat, nog vooraf aan de laatste scheppingsdaad en daarmee werkelijke kroon van de schepping: de vrouw;
- het bebouwen van de grond en het bewaren van de tuin, waarzonder de perken niet in zo een ‘nauwgezette’ staat zouden kunnen verkeren en de bloemen niet zo zouden bloeien.
In de Abrahamitische religies, Jodendom, christendom en Islam, is Adam de eerste mens. Het woord ‘Adam’ verwijst naar de soort mens en naar het individu. ‘Adam’ - Hebreeuws ‘אָדָם’, Arabisch ‘آدم’ - komt als Semitische eigennaam al voor als ‘Adamu’ in de Assyrische koningslijsten, in de 10e en 8e eeuw v. Chr. In het Hebreeuws betekende ‘adam’ ‘menselijk’ en met het lidwoord ‘mens’. De triliterale wortel ‘אָדָם’, ‘adm’, betekent ‘rood’, ‘mooi’ en ‘knap’. Als mannelijk zelfstandig naamwoord betekent ‘adam’ ‘man’ en collectief ‘de mensheid’. Tegelijk betekent ‘adam’ ‘grond’ of ‘aarde’ en verwijst naar ‘adom’, ‘rood’, ‘admoni’, ‘blozen’ en ‘dam’, ‘bloed’. Het begrip ‘mens’ of ‘mensheid’ in Genesis reflecteert Adam als voorvader van alle mensen. Kabbalistische werken voeren de naam ‘Adam’ terug op het Hebreeuwse woord ‘Adame’, ‘ik zou gelijk zijn’, vergelijkbar met God.
De eerste vijf hoofdstukken van Genesis gebruiken het woord ‘אָדָם’, ‘adam’ collectief, individueel, sekse-specifiek als ‘man’ en als ‘mannelijk’. De dubbelzinnigheid betreffende Adam als individu of collectief reflecteert daarbij de complexheid van de menselijke conditie. De eerste vijf hoofdstukken reflecteren het verband tussen Adam en de aarde. Adam werd gemaakt van ‘adamah’, van de aarde, naar wie hij wordt benoemd. Wat hem treft, treft de aarde, wat de aarde treft, treft hem. Het aardse aspect hoort bij de identiteit van de mens. Het is een vloek, van de aarde te af te stammen en van haar vervreemd te zijn. Volgens het bijbels verhaal bracht God, nadat hij Adam van aarde gemaakt had, alle dieren bij hem, er was echter geen tegenover voor hem onder hen, dat bij hem had gepast. God laat een slaap op Adam vallen en maakt uit één van zijn ribben Eva, de moeder van alle mensen.
De kunsten beelden ‘Adam en de dieren’ sinds eeuwen uit. Bob Dylan schreef er 1979 nog een song over: Man Gave Names To All The Animals. Van de Rijp echter verschijnt op zijn tuinportret als een ‘Adam onder planten’, een voorstelling die vandaag minder bekend lijkt, maar in zijn tijd verre van vreemd was. De Napelse arts Giambattista della Portas (1535 - 1615) veronderstelde sympathieën tussen planten en dieren. Het 638 pagina's omvattend werk van de botanicus William Coles (1626 - 1662) toont aan, dat ‘Adam en planten’ een thema was in Van de Rijps tijd. Coles ontwikkelde een signaturenleer volgens welke God planten gevormd zou hebben op hun betekenis en nut voor mensen. De niervormige boon was dan goed voor de nieren en de walnoot voor de hersenen. Een voorstelling die nog voortleeft, hoewel vandaag anders beargumenteerd. Jan van der Groens populair werk over ‘Het vermakelijk landt-leven’ van 1699 sloot aan deze voorstellingen aan. Gerard van de Rijp verschijnt in dit licht als een ‘Adam onder planten’.
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen