Twee en dyade
Van de Rijp en zijn stokroos vormen samen een ‘dyade’, een tweeheid. Ook de cirkel en het vierkant, die de vormen voor de centrale perkenmandala leveren, vormen samen een dyade. In de linker mandala vormen de tegenovergestelde symbolen van het kaartspel en de standen dyaden: adel en militair met de koopmansstand, boeren en arbeiders met de geestelijke stand.
Een ‘dyade’ - van Grieks ‘δυάς, ‘duás’, ‘twee, tweetal, paar’ - omvat een tweetal, zoals twee personen of symbolen. Deze kleinste interacterende eenheid van twee is antropologisch, psychologisch en sociologisch gezien één verhouding, met beperkte groepscomplexiteit en daarom ook aanzienlijke sociale controle.
De Egyptische mythologie presenteerde goden in dyaden om een balans van tegengestelde kwaliteiten uit te drukken, zoals Isis en Osiris, de leven brengende godin en de god van de dood. Pythagoreërs bedoelden met een dyade het getal ‘twee’, dat voor hen het principe van tweeheid en andersheid representeerde. Pythagoras zou God een ‘monade’ hebben genoemd, maar de materie een ‘dyade’. In de gnosis bedoelde de dyade de scheiding tussen goed en kwaad (Timmers 2001) en in de alchemie verwijst de twee naar de dubbele natuur van Mercurius en staat voor vormgeving en bevruchting (Jung VW 3: 172). Als een moderne ‘dyadiek’ kan men een binair of tweetalig getallensysteem zien, dat getallen weergeeft in rijtjes van 0 en 1.
In een Joodse traditie vallen zij zinvol samen met vrouw en man, of het vrouwelijke en het mannelijke (Genesis 3). Al in het paradijs van Genesis staan de twee bomen van leven en onderscheiding elkaar tegenover. Genesis bericht verder van een religieuze tegenstelling tussen twee broers, die één van hen het leven kostte (Genesis 4). Later zou Abraham twee tegengestelde zonen krijgen, Isaak en Ismaël (Genesis 21), en Isaak volgde hem met de tegengestelde zonen Jakob en Ezau (Genesis 27). De Joodse wijsheidsliteratuur meldt onder meer over de twee en de drie:
Ecclesiastes. Die Predicant Salomo. Dat.iiij. Capittel |
Prediker 4 |
---|---|
9 So ist ymmer beter twee dan een, want si genieten doch haers arbeyts wel. | 9 Je kunt beter met zijn tweeën dan alleen zijn, want - dat is zeker - samen zwoegen loont. |
10 Vallet haerder eene, so helpt hem sijn geselle op, ende wee den ghenen, dye alleene is, Als hi valt, so en is daer geen andere dye hem ophelpt, | 10 Wanneer twee vrienden samen zijn en een van beiden valt, helpt de ander hem weer overeind, maar wie alleen is en ten val komt is beklagenswaardig, want hij heeft niemand die hem op de been helpt. |
11 Ooc als twee bi malcanderen liggen, verwermen si malcanderen, hoe can een alleen werm gheworden? | 11 Wanneer je bij elkaar slaapt, geef je warmte aan elkaar, maar hoe krijgt iemand die alleen slaapt het ooit warm? |
12 Eene mach verweldiget worden, Maer twee mogen wederstaen, want een drieuoudich snoer en breect niet lichtelijc in tween. | 12 En iemand die alleen is kan zich niet verdedigen wanneer hij aangevallen wordt, maar met zijn tweeën houd je stand. Een koord dat uit drie strengen is gevlochten, is niet snel stuk te trekken. |
Liesveltbijbel 1542 © (transcriptie) 2010 N. van der Sijs & H. Beelen |
De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 NBG biblija.net |
In de christelijke theologie kan men in de verbondenheid tussen God vader en God zoon een dyade zien. Aansluitend aan de mozaïsche wet werd één getuige niet geloofd, twee en drie getuigen echter wel (Mattheus 18:16; 1 Timotheüs 5:19). Waar twee of drie om Jezus samen zouden komen wilde hij aanwezig zijn (Mattheus 18:20), mede een redenen waarom hij zijn volgelingen twee aan twee erop uit stuurde (Lukas 10:1). In de Apocalyps heeft Christus een scherp tweesnijdend zwaard (Openbaring 2:12), treden twee bijzondere getuigen op (Openbaring 11:3) en worden het ‘beest’ en de ‘valse profeet’ in het vuur geworpen (19:20). Zo ver maar enkele dyadieke voorbeelden uit de Joodse en christelijke traditie.
Jungiaans gezien is de tweeheid vrouwelijk, ontvangend, opnemend, passief, als de te vormen stof. Zij komt overeen met de reactie van de psyche als geheel op een aandrift of besluit van het bewustzijn, dat kansloos is als het individu niet zijn eigen traagheid en andere weerstanden overwint. Pas de overwinning van de traagheid leidt tot de daad van het individu als levende totaliteit en eenheid, mits de daad niet juist de psychische totaliteit onderdrukt (Jung VW 3: 174).
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- Van de Rijp als Adam
- Van de Rijps anima en zelf
- De tuin als archetype
- De roos als archetype
- De stokroos als archetype
- Stok en staf
- De boom als archetype
- De plant als opus magnum
- De perkenmandala's
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen