Van der Groens ‘Loflijkheydt des Landt-levens’
Jan van der Groen, ‘Hovenier van Sijn Doorluchtige den Heere Prince van Orangien’, publiceerde in 1669 ‘Den Nederlantsen Hovenier’, die zeer populair werd, zoals uit negen herdrukken en vertalingen in het Duits en Frans blijkt. Deze almanak bestond uit drie delen en was boordevol tips voor hoe rond het jaar rond huis en hof alles modieus en kunstig in te richten. Voorop aan alle tips stelde hij een ‘Inleyding’ over de ‘loflijkheydt des Landt-levens’.
‘Het prijswaardigste’
Den Hof-bouw en 't buyten-leven, is naer 't seggen van veel Geleerden, het vermakelijkckste, voordeelighste, gesondste, ja menighmaal ook wel het salighste leven, dat men sou kunnen wenschen, voor diegene, die aan geen beroep, in de Steden vastgebonden is.
‘Het vermakelijkckste’
't Vermaeckelijckste leven is het omdat alles wat adem haelt, in de Lente, Somer, ja ook selfs in 't begin des Herfsts, door de aengename en soete lucht, uyt de steden naer buyten gelokt, ja getrocken wordt.
‘Het voordeelighste’
Van der Groen vervolgt hoe de lentebloemen met hun reuk de neus en met hun kleuren het oog vermaken en hoe zomer- en herfstvruchten de tong bekoren. Het buitenleven prikkelt de zintuigen. De vruchten en groenten van het eigen land van de aangaande buitenplaats-bezitter waren goedkoper dan in de stad en daardoor was het buitenleven bovendien het ‘voordaelighste’ leven.
‘Het gesondste’
Het gezondste leven is het, omdat
de versche lucht met geen vuyle stinckende dampen, gelijk in de Steden, besmet is, waer door 't verteren der spijsen in de Maegh belt wordt.
De stad verleidt tot overdadige maaltijden, maar buiten eet, drinkt en slaapt men regelmatig.
‘Het salighste’
Van der Groen vond het ‘salighste’ buitenleven ook gezond voor het zieleleven, mits men daarvoor open stond.
Want dit is seker: dat buyten op 't landt, soo veel valsheyt en Goddeloosheydt niet om gaet, als in de Steden. Maer daer-en-tegen heeft men veelvoudige stoffe, om de name des Grooten Scheppers van alle dese Kruyden, Bloemen, Vruchten, Boomen &c. te verheerlijken, loven, danken en prijsen.
Voor Van der Groen was heel Holland een ‘kleynen Tuyn’, een ‘schoon Prieel vol alderhande lusten’, bijeengebracht door Hollandse handelsgeest uit alle windstreken der aarde. Voor buitenlanders was het hele land, dat vele generaties en ingenieurs de zee ontrukt hadden, sowieso een wonder.
Sommige tuinen waren tevens kunst- en natuurkabinetten, open lucht musea en overzichten van naturalia en artificialia, met al hun toen nog zeldzame planten uit Oost en West, exotische vogels, zeldzame gesteenten, schelpen en meer. De schilderijen van Agnes Block, Gozewijn Centen en Van de Rijp geven er een mooie impressie van wat voor de reiziger als een ‘wonder’ geweest moet zijn.