Kunst verbetert natuur
Van der Groen beriep zich op ‘latijnsche’ en actuele poëten die het landleven prezen. Hij gebruikte de conventionele standpunten die sinds de Renaissance ‘in’ en ‘hip’ waren en die Erasmus en anderen verkondigden.
Pleitbezorgers voor landbouw, tuinbouw en buitenleven verwezen naar het Vergiliaanse ideaal uit de ‘Georgica’, dat zich tegen de landvlucht richtte. En ze verwezen naar Bijbelse voorbeelden: had God Adam niet de landbouw gegeven om door arbeid een aardse tuin van Eden te herwinnen?
Nederlandse tuinkunst trachtte dit met klassieke en mathematische principes te realiseren. Het landschap werd ‘beschaaft’. Classicistische kunsttheorie maakte ‘alles regulier, dat is beyde de zijden gelijkformig’. In dit licht kunnen symmetrische tuinontwerpen, zoals die van Van de Rijp, worden gezien.
Geometrie, symmetrie en gelijkvormigheid in kunst en architectuur richtten de buitenruimte in en verbeterden en vervolmaakten de natuur. Zo dacht en voelde men. In een geometrische tuin naast een classicistische villa ergens op het Hollandse vlakke polderland in de ‘rust’ ver van de drukke stad kon men zich toch een beetje een Romeinse keizer wanen...
Jan van der Groens Engelse tijdgenoot John Milton (1608 - 1674) betreurde het ‘verloren Paradijs’ poëtisch. Maar Hollandse arbeid en vlijt brachten de aardse verloren paradijselijke staat weer terug. Voor de ‘Hovenier van sijn Prins’ was het landschap buiten de stad ‘wanschikkelijk’ en moest door zijn kunst ‘opgeschikt, opgepronkt, in goede orde, cierlijk en vermakelijck gemaeckt’ worden. In Van der Groens tijd verbeterde en perfectioneerde kunst wat de natuur voortbracht.