Complexen
Iedereen weet tegenwoordig dat mensen ‘complexen hebben’. Dat echter de complexen ons hebben, is minder bekend, maar theoretisch des te belangrijker. De naïeve veronderstelling van de eenheid van het bewustzijn - dat gelijk gesteld wordt met ‘psyche’ - en van de heerschappij van de wil wordt namelijk door het bestaan van de complexen ernstig in twijfel getrokken. Elke constellatie van een complex postuleert een gestoorde bewustzijnstoestand. De eenheid van het bewustzijn wordt doorbroken, en de bedoeling van de wil meer of minder bemoeilijkt of zelfs onmogelijk gemaakt. (C. G. Jung VW 1: 183)
Jung gebruikte de term ‘complex’ voor het eerst in 1902 in zijn proefschrift voor het ‘ik-complex’, maar breidde het begrip snel uit. Complex - van Latijns complexus, omvatting, omstrengeling, omarming - betreft in de analytische psychologie een relatief afgesloten inhoud in het onbewuste van de psyche. Het begrip complex houdt in, dat de persoonlijkheid niet uit één stuk bestaat. Een complex omvat beelden, situaties, ervaringen en ideeën die een onderling verwante emotionele toon of sterke affectieve lading verbindt,
Het complexconcept werd voor Jung zo belangrijk, dat hij overwoog zijn werk ‘complexe psychologie’ te noemen. Complexen waren voor hem de via regia, de koningsweg naar het onbewuste en de ‘architecten van dromen’; dromen en andere symbolische manifestaties drukken inhouden van het onbewuste uit. Met het complexconcept kon Jung persoonlijke en archetypische componenten van iemands ervaringen onderling aan elkaar relateren. Tevens verschijnen in het licht van dit concept psychische ervaringen niet meer als onsamenhangende gebeurtenissen. Een vadercomplex, bijvoorbeeld, kleurt de herinneringen aan de eigen vader met archetypische vaderbeelden én met alle ervaringen met hem.
Jung voerde de van Wilhelm Wundt ontwikkelde associatieexperimenten verder. In woordassociatietests die hij tussen 1904 en 1911 verrichtte viel hem op, dat testpersonen op bepaalde associatievragen vertraagd reageerden. Zij reageerden op begrippen die complexen rakten langzamer, gaven afwijkende en opvallende antwoorden en antwoordden soms helemaal niet. Tegelijk observeerde hij hun elektrodermale activiteit, die men toen nog psychogalvanische huidreactie noemde. Door emotioneel affectieve reacties stijgt de sympathische tonus en daalt de elektrische weerstand van de huid. Bij stress en emoties verandert de huidgeleiding; de huid wordt vochtig en leidt beter. Metingen relateren de elektrodermale activiteit en de psychofysiologische reactie. De meeteenheid van huidgeleiding in het Internationale Stelsel van Eenheden is vandaag de Siemens.
Deze resultaten en overwegingen van Théodore Flournoy (1854 - 1921), Genf, en Pierre Janet (1859 - 1947), Parijs, brachten Jung op het idee van ‘emotiegeladen complexen’. Deze bevestigden tevens Freuds verdringingstheorie als enig zinvolle verklaring van het autonome gedrag van inhouden die voor het bewustzijn moeilijk of helemaal niet toegankelijk waren. In de experimenten hinderden of vervormden complexen het associatievermogen en vertraagden daardoor de reacties. Vrije associaties zouden altijd uitmonden bij een complex, concludeerde Jung.
Complexen gedragen zich immers als Cartesiaanse duiveltjes, en lijken zich te verlustigen in koboldachtige streken. Ze leggen iemand precies het verkeerde woord in de mond, ze laten ons uitgerekend de naam vergeten van iemand die we aan een ander moeten voorstellen, ze veroorzaken hoestkriebels tijdens het mooiste pianospel bij een concert, ze laten de laatkomer, die stilletjes naar binnen wil, met veel lawaai over een stoel struikelen. Ze fluisteren ons bij een begrafenis in te feliciteren in plaats van te condoleren, ze zijn aanstichters van al die streken... Ze zijn de handelende personen van onze dromen, waar wij machteloos tegenover staan; ze zijn de elfachtige wezens, die in de Deense folklore zo treffend geschilderd worden in het verhaal van de pastoor die twee elven het Onze Vader wilde leren. De elfen deden hun uiterste best hem goed na te zeggen, maar al in de eerste zin zeiden ze onvermijdelijk: ‘Onze Vader, die niet in de hemel zijt...’ Ze bleken, overeenkomstig de theoretische verwachting, onverbeterlijk. (Jung VW 1: 185)
complexen blokkeren aldus associaties, roepen affecten op, beïnvloeden wilsintenties en storen het bewustzijn. Zij kunnen het geheugen beïnvloeden en tot blunders leiden. Voorbeelden hiervoor zijn de opvallend vertekende herinnering en de belangrijke afspraak die men tegen alle goede voornemens en planning in alsnog compleet vergeet. Ook ‘hatelijke groeten’ waarmee men een brief besluit, hoewel men ‘hartelijke’ groeten wilde schrijven, horen hier thuis. Complexen gedragen zich min of meer autonoom, dat wil zeggen, onafhankelijk van het bewustzijn.
Door onder meer angsten, aanpassingsproblemen, morele conflicten, traumatische ervaringen, en emotionele schokken kunnen zich delen van het ik-complex afsplitsen en in het onbewuste belanden. Ervaart het bewustzijn een gegeven als onverenigbaar of ondragelijk, dan kan het dit gegeven afsplitsen in een complex en verdringen naar het onbewuste. Complexen kunnen ook spontaan uit het onbewuste voortkomen. Een complex kan zich in bepaalde situaties melden als ware het een instinct.
Met de afsplitsing van het bewustzijn wordt het complex een zelfstandige eenheid die neigt tot een insulair bestaan. De controle van het ik erover verslapt en het complex wordt autonoom. Daarbij bindt het complex de libido, de psychische energie waarover het ik niet meer bewust kan beschikken. Het complex wordt een corpus alineum, een ‘alien’, een vreemd lichaam (Jung VW 1: 184) in het onbewuste en kan zich gedragen vergelijkbar met een parasiet die zich met persoonlijke en archetypische elementen verbindt. In hallucinaties, zoals stemmen horen, nemen complexen een ik-karakter, een gepersonifieerde vorm aan. Groeit het complex zo ver uit dat het zich afsplitst tot een deelpersoonlijkheid spreekt men van ‘dissociatie’ of complex-bezetenheid. Het ik heeft dan alle controle over het complex verloren. Waar een onbewust complex het ik assimileert treedt tijdelijk een onbewuste persoonlijkheidsverandering op. Men spreekt dan van een complex-identiteit.Ik-complex
Jungiaans gezien is ook het ego, het ik, een complex dat vanaf de geboorte geleidelijk aan groeit en rijpt. Vergelijkbar met hoe het water het leven voortbracht, brengt het onbewuste het ik voort. Het ik is de inhoud en de voorwaarde voor en zorgt voor een bewustzijn van continuïteit en heelheid. Als een archetype vormt het ego de kern van het ego- of ik-complex als het geheel van de geschiedenis van de ontwikkeling van het individuele bewustzijn en zelfbewustzijn. Als actief centrum en referentiepunt van de bewuste persoonlijkheid beheert en ordent het ik de cognitieve en perceptuele processen van de binnen en buitenwereld. De belangrijkste eigenschap van het ik is de identiteit. Waar een mens zich identificeert met zijn ik kan hij het gevoel krijgen, dat hij alles naar zijn hand kan zetten. Echter zal hij in grens- en crisissituaties de machteloosheid en beperking van wil en verstand ervaren en onder ogen moeten zien. Het uiteindelijke centrum van de hele persoonlijkheid echter, haar bewust en onbewust bereik, is het zelf. Waar het zelf bewust wordt, wordt het ik gerelativeerd.
Door zijn verbinding met andere complexen geraakt het ik-complex weleens in innerlijke conflicten. Het ik kan dan bewuste waarnemingen en emoties uit zijn bereik verdringen naar het onbewuste. Een voor het bewustzijn ondragelijk, of te gevaarlijk complex kan zich dan min of meer afsplitsen van het bewustzijn en de persoon vanuit het onbewuste overheersen. In een psychotische fase of psychose kan een complex het ik overstelpen. Identificeert het ik zich met een complex, kan het ik inflateren, opgeblazen worden, of zelfs helemaal in de greep van het complex komen en erdoor bezeten raken.
Hoewel de ontdekking van complexen Freud's concept van het onbewuste empirisch onderbouwde, gebruiken raakt de term bij psychoanalytici uit gebruik. De structurele theorie echter behandelt ego, superego en id als complexen. Verschillende therapievormen moedigen een dialoog met de min of meer autonome symptomen aan. Waar sommigen Jung's klemtoon op de autonomie van complexen bekritiseerden, spraken anderen van de persoon als ‘ een collectief zelfstandig naamwoord’. De cliënt kan verschillende aspecten of delen van zich zelf een naam geven en ermee communiceren. De complextheorie helpt te beschrijven, hoe vroege emotionele gebeurtenissen gefixeerd raakten en in de volwassene doorwerken. (Longend 2013, Timmer 2001, Samuels, A., B. Shorter en F. Plaut 1986)
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen