De mens als plant
Wie iemand ‘een kerel als een boom’ noemt beseft nauwelijks dat hij aansluit bij een prehistorisch metafoor, dat in historische tijden op schrift werd gesteld. Genesis bericht al, dat de stervende aartsvader Jakob zijn zoon Jozef zegende en vergeleek met het typerend beeld van takken van een boom die over de muur van een omheinde tuin hangen:

Definitief ontwerp voor raam vijf voor de synagoge
van het Hadassah ziekenhuis in Ein Kerem, Israël
Private collectie, Archiv Marc en Ida Chagall, Parijs
© ProLitteris Zürich, vidimus.org
Het xlix. Capittel.
22 Ioseph is een vruchtbaer tack, een vruchtbaer tack, aen eene fonteyne: elck een der tacken loopt over den muer.
Statenvertaling, editie 1637
Heeft iemand dit metafoor van een mens als boom ooit mooier uitgebeeld dan Marc Chagall, op zijn prachtig ontwerp en het glas in lood raam? Bekend werden ook de openingswoorden van het ‘Psalterium':
Psalm I
1 WELgelucksalich is de man, die niet wandelt in den raet der godtloosen, noch staet op den wech der sondaren, noch sitt in’t gestoelte der spotteren. 2 Maer sijn lust is in des Heeren wet, ende hy overdenckt sijne wet dach ende nacht. 3 Want hy sal zijn als een boom, geplant aen water-beken, die sijne vrucht geeft in sijnen tijt, ende welckes blat niet af en valt: ende al wat hy doet, sal wel gelucken.
Hedendaagse metaforen voor vrouwen en mannen klinken niet altijd zo romantisch als het gesprek tussen de geliefden in Hooglied:
ij 1 ICk ben een Roose van Saron, een lelie der dalen. 2 Gelijck een lelie onder de doornen, alsoo is mijne Vriendinne onder de dochteren. 3 Als een appel-boom onder de boomen des wouts, so is mijn Liefste onder de sonen: Ick hebbe grooten lust in sijne schaduwe, ende sitter [onder]: ende sijne vrucht is mijn gehemelte soete.
vi 13 Sijne wangen zijn als een beddeken van specerye, [als] wel-rieckende torenkens, sijne lippen zijn [als] lelien, druppende van vloeyende myrrhe.

Gerard van de Rijp in zijn tuin, detail.
Anoniem, Noord-Holland, laat 17e eeuw
Detail Kalab 2013
De landbouwmetafoor van de mens als plant verwijst ook naar diens beperking en vergankelijkheid, zoals het hoge schoorsteen in de uithoek van de tuin van Van de Rijp lijkt aan te duiden:
Lucas iij 9 Ende de byle light oock alreede aen de wortel der boomen: alle boom dan, die geen goede vrucht voort en brenght, wort uytgehouwen, ende in het vyer geworpen.
De ‘vrome’ mens die in de Gouden Eeuw in zijn tuin werkte kon op veel manieren herinnerd worden aan metaforen en symbolen uit de Bijbel. Protestanten als Van de Rijp werden vaak verondersteld die ook te kennen.