Het analytische hof
Gerard van de Rijps hoftuin als dieptepsychologische expressie
Terwijl de middeleeuwen - en vooral de gotiek - beheerst werden van het archetype van de Hemelse Vader, berustte de door de Renaissance ingeleide ontwikkeling op de herleving van het vrouwelijke Aard-archetype. Zij heeft in verloop van de laatste eeuwen tot de revolutie van de mensheid ‘vanuit beneden’ gevoerd en alle lagen van de occidentale existentie gegrepen. De mensheidswereld als geheel en de mens als enkeling, niet meer de hemelse wereld en de natuur van de engelen, staan in het middelpunt van ons wereldbeeld, en de mens beleeft zich niet meer als een uit het hemelse paradijs verstoten Lucifer, maar als een echte zoon van de aarde. Dit wortelslaan heeft de ontdekking van het lichaam en de natuurwetenschap, maar ook de ziel en het onbewuste mogelijk gemaakt; de wortelgrond echter is in de ‘materialistische’ ondergrond van de menselijke existentie in verschijning getreden, en als natuur en aarde in astronomie en geologie, fysiek en scheikunde, biologie, sociologie en psychologie tot fundament van ons wereldbeeld geworden. (Neumann 1954: 28 - 29. Vertaling fk)

Jonge Jood als Christus, ca. 1648 Rembrandt van Rijn 1606 - 1669 Olie op doek 25 x 22 cm Gemäldegalerie Berlin Eloquence 2005 wikimedia.org
Tot aan de Renaissance lag de aarde in het middelpunt van het universum, omgeven door religieuze gebeurtenissen als door een bol. Haar dominerende centrale plek stond psychologisch de ontwaarding van aarde en mens als ‘gevallen’ en ‘onwaardig’ tegenover. Met de Copernicaanse omwenteling viel de aarde echter uit het wereldmiddelpunt en de bol die haar omgaf barste open.
De mens herkende zich als bewoner van een stofkorreltje dat door een onmetelijk groot heelal wervelt waar continu werelden ontstaan en vergaan. De psychische onttroning van de mens versterkte niet alleen het aardarchetype, maar ook het belang van het ik-bewustzijn en van het individu als een ‘zoon der arde’. De op elkaar betrokken fenomenen van het sterker wordende aardarchetype en de toenemende betekenis van het individu vertonen zich op alle culturele gebieden, in het sociale gebeuren, in filosofie en religie, in de ontstaan wetenschappen en in de kunst. (Neumann 1992: 21)
Ook het tuinportret van Van de Rijp getuigt van de veranderingen die met de Renaissance begonnen. Het Rijksmuseum plaatste het schilderij ‘Gerard van de Rijp in zijn tuin’ in de late zeventiende eeuw. In de context van de periode die de experts voor het ontstaan van het schilderij aangeven valt zijn tuinportret nogal op. Niet omdat het artistiek een hoogstandje zou zijn. Ook niet omdat het als een werk dat ontstond na de Barokschilder Rembrandt van Rijn (1606 - 1669) weer terug lijkt te wijzen in de Renaissance. Zijn twee-punt-perspectief overtuigt niet in de verkorte ronde lijnen en figuren op de aarde. Anatomie en houding van het menselijk figuur lijkt nogal dun, stijf en versluiert in een zwarte rok. Het bladerkleed van de stokroos lijkt minder naturalistisch en meer symbolisch op een donker mantel. De compositie lijkt niet doorwrocht zoals Italiaanse Renaissancevoorbeelden. Vergeleken met werken van grote en ook minder bekende schilderaars van zijn tijd valt het tuinportret in menig opzicht af. Zou het tuinportret een moedig autodidactisch zelfportret kunnen zijn? Alsnog, het tuinportret valt psychologisch op en verheft zijn stem in het koor van portetten van zijn tijd door zijn moedige individualiteit. Deze individualiteit uit zich in intimiteit, ingetogenheid en stilte én in de motiefkeuze vooral in de mandalaperken.
Van de Rijp was welvarend en doopsgezind, of beter, hij was doopsgezind en ook welvarend. Vandaag is nagenoeg niets persoonlijks bekend over Van de Rijp en zijn relevante familieleden:
Zijn vader Jan Gerritsz van de Rijp werd omstreeks 1633 geboren en zijn moeder Vrouwtje Jans Sieuwerts omstreeks 1636. Wanneer zij overleden is onbekend. Zij hadden twee kinderen. Gerard (Gerrit) van de Rijp werd omstreeks 1670 geboren en overleed met vijfenzestig in 1735. Maria van de Rijp werd rond 1676 geboren en in 1763 begraven (DTB 1085 pp. 103-104). Maria van de Rijp en Gozewijn Centen gingen op 9 mei 1710 in ondertrouw (DTB 707, p. 256) en Gerard van de Rijp en Deborah Gelthouwer op 16 maart 1730 (DTB 717, p. 374). Het is aanneembaar dat zij ook kerkelijk trouwden.
De vader van Gozewijn Centen, Job Centen, werd rond 1641 geboren. Gozewijn Centen werd rond 1676 geboren en begraven op 29 januari 1744. In 1710 was hij vierendertig en met zijn vader Job Siewert Centen op de Prinsengracht. Hij en Maria van de Rijp hadden twee zonen. Jan van de Rijp Centen werd rond 1712 geboren en op 22 november 1739 gedoopt (Archief 1120 nr. 213 p. 320). Job van de Rijp Centen werd rond 1714 geboren en overleed met vijftig in 1764. De uit Polen afkomstige schilder Christoffel Lubienietzky (1659 - 1729) schilderde in 1721 het familieportret ‘Gozewijn Centen en zijn gezin’.
De Van de Rijps waren in Amsterdam en Haarlem te vinden. In Amsterdam eerst bij de Waterlanders en na 1668 bij de verenigde Lam en Toren kerk. Ene Johannes van de Rijp was in 1673 regent van het doopsgezinde weeshuis Klein Heiligland en zijn vrouw Judith ten Cate in 1699. Ene Arend van de Rijp was jarenlang regent van het Collegiant Oranjeappel weeshuis. (Global Anabaptist Mennonite Encyclopedia Online, H. Schutijser, Singelkerk, Stadsarchief)

Hier ligt begraven Rembrandt Harmensz: van Rijn Geb: 15 juli 1606 Gest: 4 oct 1669 Westerkerk Amsterdam Suedwester 2007 wikimedia.org
Na 1640 ging Rembrandt met doopsgezinden om en hun idealen beïnvloedden waarschijnlijk zijn bijbelse taferelen. Hoewel doopsgezinden onderling aanzienlijk van mening konden verschillen waren zij pacifistisch ingesteld. Zij hielden zich aan Jezus’ leven als voorbeeld en aan zijn Bergrede als richtsnoer. Van de Rijps tuinportret reflecteert deze waarden in de ‘aardse’ geest van de Renaissance. De Hollandse wolken boven hem schuren niet open, geen engel daalt uit de hemel af naar de vrome en geen Maagd staat bij hem. Hij staat niet op dure planken van exotisch hout in een kamer gevuld met pronk van de compagnieën in Oost en West. Ook staat hij niet op dure klinkers voor een architectonisch wonderwerk. Als een ‘zoon der aarde’ staat hij op de aarde in zijn hoftuin achter zijn huis en naast hem groeit een stokroos uit een bescheiden bloempot.
Van de Rijp schreeuwde met zijn schilderij zijn geloof niet uit en stelde zijn weldaden niet ten toon, want zijn ‘vader ziet in het verborgene’ (Mat 6,4). Hij hulde zich niet in dure opvallende weefsels, maar droeg de bescheiden zwarte Japonse rok van de huiselijke intimiteit. Hij omgaf zich niet met een indrukwekkende entourage van exotische spullen, maar met enkele bloemen, waarvan er één al prachtiger gekleed was dan de legendarisch rijke koning Salomon in al zijn pracht (Luk 12,27). Hij toonde zich niet in gezelschap, maar stelde zich voor als individu, zoals hij ook alleen stond tegenover zijn verlosser en god (Mat 12,20). Hij plaatste zich ook niet in het midden van zijn schilderij, maar aan de rand van zijn bescheiden en toch zorgvuldig vormgegeven en nauwgezet onderhouden hoftuin, wellicht in De Rijp ten noorden van de wereldstad Amsterdam. Hij zette zich niet in de spotlights van een ‘boomende’ cultuur en maatschappij, maar in het licht van de dalende zon, alsof hij wachtte op het middagwandelingetje van god (Gen 3,8). Van de Rijp richtte zich in aantal en vormgeving van zijn perken ook niet naar standaard voorbeelden van zijn tijd (Van der Groen 1699). Alleen al deze details op zich vertellen een apart verhaal.
- 100 jaar Rijpenhofje 2013
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Opzet van Jungiaans symbolisch onderzoek
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje 1982
- ‘Reglement voor het Rijpen Hofje’ 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen