Tuinkunst
In de sectie ‘Gerard van de Rijp in zijn tuin’ schetste ik al de tuinkunst van zijn tijd. Daarom volstaat hier een kleine samenvatting van haar essentie.
De hovenier van de Prins Jan van der Groen wilde met zijn tuinen de natuur perfectioneren, zaligheid nastreven en het verloren paradijs terugbrengen. In zijn populair werk over de ‘Loflijkheydt des Landt-levens’ (1699) nodigde hij tuinliefhebbers uit, hem daarin na te streven. Ook de onopvallende tuinkunst was een spiritueel weg met een hoger doel, om met de natuur tegelijk zich zelf te verbeteren en te verheffen.
Een hoftuin met zorgvuldige perken en goed onderhouden planten, zoals afgebeeld op het tuinportret van Gerard van de Rijp, had voor de tuinkunstenaar een vergelijkbare functie als de ‘alchimische’ werkplaats, het vat en de stoffen voor de alchemist en als de schoenlapperwerkplaats, het garen, de naald en het leer voor de Chassid. Anders dan de alchemie en het chassidisme leek de tuinkunst echter onschuldig en acceptabel in de ogen van christelijke en Joodse mainstream instituten en aanvaardbaar en bereikbaar voor een breed publiek.
Mogelijk speelde dit een rol toen Van de Rijp zijn tuin inrichtte. Doopsgezinden herinnerden goed hoe langdurig en wreed kerk en overheid hadden getracht hen uit te roeien. De ‘Martelaersspiegel’, voor het eerst gepubliceerd in 1660 door Thieleman van Braght, hield de herinnering wakker en lijkt nog steeds populair onder doopsgezinden. In de tuin lag voor hen geen kwaad.
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen