De stokroos als paradijsbloem met vele bloesems
Abu al-Qasim Ahmad ibn Muhammad al-Iraqi al-Simāwi van Baghdad (omstreeks 1200) beschreef in zijn beroemd alchemistisch werk ‘Kitab al-lm al-muktasab fi zirat al-dhahab’, ‘Het boek van de verzamelde kennis over de cultivatie van goud’, ‘Adams paradijsboom met vele bloesems’ (Jung GW 11: 156). Hij inspireerde latere alchemisten, die commentaren schreven op zijn experimenten en werk.
De stokroos met haar vele bloemen in Van de Rijps tuin, met haar talrijke verwijzingen naar de paradijstuin, herinnert aan Abu al-Quasims paradijsbloem met vele bloesems van Adam. Tuinliefhebbers van de Gouden Eeuw legden hun kunnen en vermogen in de kweek van één plant, bloem of vrucht. Ze legden als het ware hun eer en ziel erin, zoals de trotse zilveren gedenkmunt van Agnes Block herinnert, of het tuinportret van Van de Rijp.
Alchemistische voorstellingen wijzen terug op mythologische voorstellingen van het Oude Egypte (Birgelen en De Vries-Ek 1999, Jung GW 12 1994 [1972] en 13 1993 [1978] en VW 5 en 6 1995, Ramsay 2002, Timmer 2001, Von Franz 1983 en 2008). Het lijkt dan ook niet al te verrassend, dat de intentie, alles te geven voor één plant of vrucht, herinnert aan een thema van het Oudegyptische sprookje van Bata.
Bata en het hart in de bloem
Onder Seti II (1200 - 1194 v. Chr.) vertelde men elkaar ‘Het verhaal van de twee broers’, Anpu, of Anubis, de oudere en de jongere Bata. Anpu's vrouw probeert Bata te verleiden, maar hij wijst haar af; vergelijkbaar met het bijbelse Josef-verhaal. Zij vertelt het haar man, waarop deze probeert Bata te doden. Bata echter vlucht en bid tot Re-Harakhti om hem te redden. De god schept een meer tussen de broers en van de overkant kan Bata eindelijk zijn versie van het verhaal aan zijn broer vertellen. Bata gaat naar de ‘Vallei van de ceders’ en ‘legt zijn hart in de bloem boven in een ceder’. De boom werd omgehouwen, maar Bata herleefd uit een zaad van de boom. De boom was voor hem een instrument van wandeling (Jung GW 13: 326-327, Neumann 2004b: 82). Het verhaal eindigt gelukkig.
Van de Rijp koos ervoor, zich nabij en achter zijn stokroos te laten schilderen, wier zaden elk jaar een nieuwe stokroos beloven.
Alchemisten in Van de Rijps tijd projecteerden hun streven en innerlijke beleving in hun experimenten op de materialen in het ‘hermetische vat’. Chassidim projecteerden op het profane materiaal waar ze dagelijks me werkten. Vergelijkbaar konden tuinkunstenaars en -liefhebbers hun streven en innerlijke beleving projecteerden op hun planten, tuinen en vruchten. Bloem, tuin en vrucht gelijken op een opus magnum. Alchemist, Chassid en tuinliefhebber konden zich beleven als iemand die het leven dient, als iemand die meewerkt en leven voortbrengt.
De trots en het machtsgevoel, die de ervaring of voorstelling leven voort te kunnen brengen, opwekt en die zich in gedenkmunt en tuinportret kan uiten, kan op inflatie duiden. Een zekere tijdelijke zelfoverschatting die kan optreden wanneer inhouden van het onbewuste in het bewustzijn binnendringen en worden opgenomen.
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen