De stokroos als archetype
De Hovenier van de Prins Jan van der Groen beschrijft in ‘Den Nederlantsen Hovenier’ van 1699 in deel I op pagina 34 de stokroos als volgt:
Stok-roosen.

Bloeiende stokroos naast Gerard van de Rijp. Laat 17e eeuw. Detail Kalab 2013
Deze worden aengeteele van zaed / maer bloeyen eerst het tweede jaer / ze zijn verscheyden van kleuren / als rood / purper / wit heel bruyn en geel / van alle deze soorten zijn dubbele enkelde / maer ’t zaed dat van dubbele gewonnen is / brengt beter dubbele voort / ze worden gezet door de Tuynen daer men wil / ’t zy aen de heggen of kanten van wateren / zy staen cierlijk / en bloeyen in de Herfst / en willen wel voort in zandachtige Aerde/ ’t gebeurt wel dat men deze planten scheurt / maer ze komen zoo wel niet voort / als die van zaed.
Op pagina 66 vertelt ‘De Verstandige Hovenier, sijn oeffening in September’ over de ‘sierlijk staande’ plant:
Dit Kruyd draagt verscheyde koleuren van bloemen / als witte / roode / lijf-verwige / licht-roode / bruyn-roode / bleek-roode / paarsse / enkelde en dubbelde. In de Lente in sandachtige aarde gezaayt zijnde / staat een Jaar over eer het bloemen te voorschijn brengt; en sulks geschiet in July en Augustus; daar na het zaad rijp geworden zijnde / werd de steel dor / maar de wortel blijft lang in’t leven / en spruyt in ’t Voor-jaar wederom uyt.
Aart, kracht en gebruyk
De stok-roosen zijn middelmatig warm en vochtig met eenige t’ samentrekkende kracht; en daarom werden zy gebruykt om de Maand-stonden der Vrouwen te stoppen: ze zijn ook seer dienstig voor de teering en en voor een quade keel.
Aan de stokroos werd een middelmatig warm temperatuur toegeschreven. Zij werd dus als koud noch heet gezien en men kende haar een samentrekkende kracht toe, die haar geschikt zou maken, om menstruele bloedingen te stoppen. Van der Groen verbond de stamroos met het bloed van Venus. In bijbelse termen zag men het bloed als drager van het leven van het lichaam. Door de stokroos aan te bevelen bij menstruatieklachten kende Van de Groen haar in ‘aart, kracht en gebruyk’ nog duidelijker vrouwelijke betekenis toe dan de stamroos. Ook de associatie van de plant met het zweet van de profeet verbond haar met het vochtige of vrouwelijke bereik.
De plantenkenner William Turner (1508 - 1568) noemde haar ‘holyoke‘, waaruit ‘hollyhock‘ werd. Volgens Engelse bronnen kwam de plant al voor de vijftiende eeuw uit Zuidwest China naar Europa. Volgens anderen kwam zij in de zestiende eeuw uit het Midden Oosten via Oost-Europa en Italië naar West-Europa.

Bloeiende stokroos naast de ingang tot het Rijpenhofje. Kalab 2013
Vandaag heeft de stokroos haar mythologische aspecten verloren en zij wordt bij de malven gerekend. De ‘stokroos’, ‘Alcea rosea’ of ‘Althaea rosea’, is een tweejarige plant uit de kaasjeskruidfamilie, ‘Malvaceae’, ‘Stockmalve’, Duits ‘Pappelrose’. Men noemt haar ook ‘balroos’ en ‘boerenroos’. Zij tiert op arme kleigrond en zanderige grond. Zij houdt van zon en wordt daarom graag bij muren en schuttingen op het Zuiden geplant, maar moet bij droog weer bijgegoten worden. Zij kan van februari tot in oktober bloeien en drie meter hoog worden. Sommigen verwisselen haar met een vaste plant omdat ze zich zelf uitzaait. De kelkvormige en radiair symmetrisch bloemen met vijf kroonbladen kunnen tot tien centimeter in doorsnede meten en de kleuren roze, purper of zwart-rood, soms ook wit of geel vertonen. Haar rode bloesems zouden vlinders aantrekken, maar slakken en ‘roest’ haar schaden.
Al de Egyptenaren gebruikten de stokroos en in 77 n. Chr. schreef Plinius, dat een dagelijks kom sap van planten van de kaasjeskruidfamilie immuun maakt tegen alle ziekten. Volgens moderne kruidengeneeskunde werkt de stokroos laxerend en bevochtigend. Zij wordt gebruikt bij ontstekingen, bedwateren en als mondwater bij een bloedend gehemelte. Haar in de zomer geoogste bloemen worden in hoestsiroop verwerkt. De wortel is rijk aan suikers en bevat 25% weefselverzachtende slijmstoffen. De kruidengeneeskunde acht de bladeren als remedie voor het urinewegstelsel, zoals blaasontsteking, en voor longaandoeningen, zoals bronchitis en prikkelhoest. Uitwending zou de wortel helpen bij wonden, brandwonden, steenpuisten en huidzweren, en inwendig bij maagslijmvlies- slokdarmwand- en darmontstekingen, bij maagzweren, middenrifscheurtjes en urineweg- en blaasontstekingen. (Ody 1993)
Het valt niet uit te sluiten, dat de tuinkunstenaar in de manshoge stokroos een begeleidster naast zich zag die op haar eigen voorwaarden met hem door het jaar en leven ging. Vergelijkbar met het ‘zelf’ dat naast het ‘ik’ treedt, en aanvankelijk als een vreemde kan worden beleefd. De stokroos als projectievlak zou daarmee iets van de kwaliteit van de ‘toverachtige metgezel op de weg’ op zich kunnen nemen (Jung GW 12: 143).
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen