De stokroos als boom en mens
In het woord stokroos zit het woord stok. De symbolische verwantschap tussen stok en boom lijkt begrijpelijk.
De boom wederom word van ouds door zijn vrouwelijk ‘numen’ gepersonifieerd (Jung GW 14/1: 94). Het woord ‘numen’ komt van Latijns ‘numina’ en bedoelt een godheid, goddelijke aanwezigheid, genus of gids. Etymologisch verwijst het woord naar ‘een knikje van het hoofd’, zo als de stokroos naar Van de Rijp lijkt te knikken. De etymologie van de boom als vrouwelijk noemen en de eigenschappen die Van der Groen de stokroos toekent maken haar een bijzonder symbolisch verwant van de boom.
Een oude rabbijnse traditie herkende in de paradijsboom de mens. Volgens zeer oude voorstellingen ontsproot de mens aan de boom. Zoals ‘Askr’ en ‘Embla’, de eerste mensen in de Edda, die de mythologie van het Europese Noorden verhaalt (Häny 1987: 13f). ‘Askr’ betekent ‘es’, de boom, en Embla lijkt ook naar een boom te verwijzen (544). Deze voorstelling leeft voort waar men kinderen vertelt, dat baby's aan een bloemkool zouden groeien en wellicht in het gezegde ‘dit groeit als kool’. De boom en zijn verwanten, de ‘roozen-boom’ en de ‘stok-roos’, zijn metaforen voor de groeiende mens.
De eenzame boom
Rabbi Bunam van Pžysha (1765 - 1827) sprak eens: “Als ik de wereld bekijk, lijkt het me soms, alsof elk mens een boom in de woestenij was, en god heeft in zijn wereld geen dan hem alleen, en hij geen, tot wie hij zich kon keren, dan god alleen.” (Buber 1984: 754; vertaling fk)
De mysteriën van Hekate zagen in ‘de moeder’ een heilige boom die niet mocht worden aangeraakt. Als ‘moederschoot van de dood’, het destructieve vrouwelijke, was zijn een bewaakster van de levensschat geworden. De Patristiek omvat christelijke geschriften van de generatie na de apostelen, teksten die niet in de canon van het Nieuwe Testament belandden. Zoals al het Johannes evangelie sprak de Patristiek van Christus als van een wijnstok en boom (Jung GW 5: 472-476).
Als ‘Prima Pandora’, ‘Eva als eerste Pandora’, verleidde de aardse vrouwelijke mens de hemelse geestelijke mens en bond hem aan het lichaam. Omdat Eva uit een rib van Adam werd geschapen veronderstelde men, dat hij haar al in zich droeg. Van daar ging men ervan uit, dat elk mens ook het ander geslacht in zich droeg. In de voorstelling of uitbeelding van de vrouw als boom konden alchemisten en humanisten hun eigen vrouwelijke kwaliteit herkennen; zij konden hun anima projecteren op de vrouwelijke boom. In Jungiaanse psychologie personifieert Eva Pandora het animatypus dat het bewustzijn in de wereld verstrikt (E. Jung 1999, Hamaker 2009). In huidige termen gesproken is de man androgyn en de vrouw gylanisch (Eisler 1997).
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen