Overeenkomsten
Ondanks alle verschillen bestonden er ook opmerkelijke overeenkomsten tussen alchemie, Chassidisme en tuinkunst, namelijk daar waar het gaat om de innerlijke houding en het streven naar een hogere staat.
De alchemist beleefde zijn innerlijk proces en groei aan symbolische stoffen, planten en mythische wezens in zijn retort. Daar verhief hij lood tot goud, doodde een duivel om een engel te vinden en kweekte een roos mooier dan in elke tuin te vinden was. Althans daar was hij op uit, derwijl hij zijn innerlijk naar buiten projecteerde op de stoffen en processen in zijn vat. Bereikte hij zijn doel niet vandaag, dan wellicht morgen. Wat vooral telde was zijn inspanning en streven.
Voor de Chassid kon de losgeraakte zool van een schoen de aarde of maatschappij zijn en het bovenleer de onbereikbare hemel van haar in hem zelf. Alsof hij herinnerde wat rabbi Jezus lang geleden zei: ‘ziet, het Koninkrijk Gods is binnen u’ (Luk 17,21). Met de grootste liefde die hij kon voelen en toewijding die hij kon opbrengen repareerde hij de schoenen van de armste stakker van zijn dorpje en naaide daarmee hemel en aarde weer aan elkaar in zich zelf, voor de stakker en hun gemeenschap. Zoals Rabbi Dow Bär van Mesritsch van de dief leerde: ‘bereikt hij zijn doel niet in één nacht, gebruikt hij er ook de andere voor’. Het lijkt dat Chassidim zich nog het meest bewust waren daarvan, dat zij iets van hun innerlijk projecteerden op iets buiten (Hurwitz 1952).
Voor de tuinkunstenaar kon zijn tuin en stukje van ‘gods akker de wereld’ zijn, waarop hij met schop en kweekhuis, met vlijt, geduld en gevoelde piëteit uit modder en piepkleine zaadjes of stekjes trachtte, een stukje van het verloren paradijs in zijn hoftuin te herscheppen en terug te brengen. Hij volgde daarbij, opzettelijk of ook niet, het voorbeeld van kloosters en bijbelse en christelijke mystiek, die in kerkliederen oplichtte. Hij kon zich daarbij identificeren met zijn gereedschappen en planten, hun groeien en bloeien, met de vruchten van zijn bomen, struiken en bloemen. Waar beeldende kunstenaars hun ‘Ad majorem Dei gloriam’ - kort AMDG, ‘tot meerdere eer van God’ - op doeken schilderden, in hout sneden en in metaal etsten, spitte de tuinkunstenaar het zijne met de spade in de aarde, of stookte het in haar kweekhuis. Agnes Block wist van aanhouden tot zij haar eerste ananas had gekweekt. Het AMDG kon ook gelden voor de anders onbeduidend daad. Wanneer de tuinkunstenaar de aarde 'verbeterde' na de smaak en voorstellingen van zijn tijd, maakte hij eerder zijn handen aan vuil dan zijn woorden. Hij herstelde immers een stukje van het verloren gedachte paradijs midden in Holland.
Jungiaans en symbolisch psychologisch gezien projecteerden alle drie hun psychologisch proces van innerlijke groei naar buiten op symbooldragers. Zij projecteerden op de stoffen en gereedschappen die zij hadden en gebruikten, op de stoffen in het vat in het laboratorium, op naald, draad en leer in de schoenlapperswerkplaats, en op aarde, perken en planten in de tuin. Elk streefde in zijn wereldbeeld op zijn manier en met zijn middelen naar een innerlijke houding van heelheid en toewijding in zijn ziel. Alle drie waren zij uitgericht op het metafysische en transcendente terwijl ze met het materiele stof bezig waren, hoe verschillend zij het ook benoemden, definieerden en ervoeren. Elk van hen vertrouwde op zijn manier de spreuk, ‘als god het huis niet bouwt, bouwen de mensen voor niets’ (Ps 127,1).
Elk van de drie achtte op zijn innerlijke houding en keek naar zijn transcendentie, die hij niet kon missen voor zijn ‘opus magnum’, zijn groot werk: goud maken van een minder metaal, eeuwige lichtvonken bevrijden uit hun gevangenis in de stof, en het paradijs herscheppen in de tuin. Zoals Van der Groen tuinliefhebbers op het hart drukte, dat het bij al het werk voor een verbetering van de ‘natuur buiten’ tegelijk ging om de ‘zaligheid binnen’.
Op de netheid en bloei in Van de Rijps hoftuin en de eerste rijpe ananas van Agnes Block valt nu ook licht vanuit de alchemie en het Chassidisme. Mede in dit licht waren zij niet zo maar prestaties van tuinbouw en aspiraties van economie, zoals men vandaag al snel zou willen denken. Het waren tevens expressies van innerlijke kwaliteit, groei en rijping. Het waren ook symptomen van spiritualiteit. Ook al zou men het toen anders hebben verwoord.
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen