De roos als geliefde
Symbolen overlappen elkaar en delen in elkaars betekenis. Symbolisch denken verloopt minder sequentieel rechtlijnig. Veelmeer omcirkelt en omschrijft het een thema meditatief en raakt daarbij andere symbolen en hun betekenissen. Het omcirkelen en omschrijven van elkaar overlappende symbolen schept een breder en dieper perspectief van een symbool, van zijn context en van de gelaagdheid van zijn betekenissen. Ook de beleving van symbolen verdiept daardoor.
De roos was en is hét symbool van erotische, seksuele én spirituele intimiteit. Als ons vandaag dit soort associaties ietwat vreemd lijken, of zelfs een ongemakkelijk gevoel opwekken, zij stonden de mens van de zestiende eeuw nog dichterbij. De roos was in menig opzicht een centraal symbool.
Elke ronde bloesem in Van de Rijps tuin is een geurend volmaakte, ronde en levende centrum. Alleen kon de schilder dit om hun relatieve kleinheid in het tuinportret niet minutieus uitwerken. Alsnog zag de tuinliefhebber tijdens het tuinieren zijn bloeiende rozen en andere bloemen van dichtbij in al hun schoonheid en bijzonderheid.
Sinds mensengeheugenis associeert men het ronde met het vrouwelijke. Het ‘rotundum’, het ronde, werd ooit gezien als de oervorm van de ‘Anthropos’, van de mens. De oudheid stelde zich de ziel bolvormig voor, zoals een volle roos en de maan. Later verscheen het ronde als graal, als heiligdom waarin het leven van het heelal leeft, als gloedoven van goddelijke liefde en als vuur van de Heilige Geest, als wierookvat en als alchemistisch bruidsvertrek, retort en vat. In de christelijke beeldspraak werd Maria de bloem waarin God zich verbergt. Het roosvenster in de kerk is de bloemenmandala waarin de Triomferende Koning troont. De roos was ook een symbool van de spirituele geliefde en de verhouding tot hem of haar.
Vijf bloembladeren vormen de bloesemkelk van de stokroos en van de wilde roos. Mechthild van Magdeburg (1207 - 1294) beschreef hoe een mooie roos van vijf bloembladeren de hele borst van Christus bedekte. De bloembladeren waren voor haar de vijf zinnen die als voertuigen de liefde van Christus naar de mensen brengt. Mechthild voelde zich uitgenodigd, om met alle vijf zinnen van Christus te houden (Jung GW 13: 316).
Maarten Luthers voorgeslacht voerde al een roos als symbool van de Maria-devotie in zijn wapen. Luther duidde dit symbool christologisch om door een kruis aan toe te voegen. Al de vroege kerk zag in het kruis de levensboom die leven geeft (Genesis 3 en Openbaring 22). Marten Luthers zegel toonde ook vijf witte bloembladeren als van een wilde roos. Op 25 juni schreef Justus Jonas aan Luther:
Mijn genadige jonge heer (de keurprins Johann Friedrich, fk) laat uw roos in een kostbare steen snijden en in goud vatten. Het wordt een prachtig zegel. Echter zal Zijne Genade zelf u berichten.
Aan Lazarus Spengler (1483 - 1546), de belangrijke promotor van de reformatie en stadssecretaris van de vrije rijksstad Neurenberg, legde Luther de symboliek van zijn roos uit. Luthers brief is een mooi voorbeeld hoe men in de zestiende eeuw de symboliek van de roos en van kleuren opvatte, voorstellingen die in Van de Rijps nog onverkort leefden:
|
Hoe belangrijk dit soort symboliek voor mensen van toen was blijkt ook daaruit, dat de keurvorst het zegel in een kostbare steen liet graveren en vergulden.
Sommige alchemisten werkten samen met een ‘soror mystica’, een ‘mystieke zuster’ en spirituele inspiratrice, of geliefde. Het lijkt alsof Van de Rijp zijn ‘innerlijke Eva’, zijn anima, kon projecteren op en beleven aan zijn tuin en planten, waarbij de stokroos zichtbaar en speciale plek naast hem, of in ieder geval in zijn nabijheid innam. Een projectie van het innerlijk op onpersoonlijke planten correspondeert daarbij met het onpersoonlijk natuurproces in de psyche.
Noodlotloos,
zoals de slapende zuigeling,
ademen de hemelsen,
kuis bewaard in bescheiden knop
bloeit eeuwig hun geest...
Uit: Hyperions Schiksalslied
Van de Rijps zwager Gozewijn Centen kon zich in 1721 laten portretteren met zijn echtgenote Maria, Van de Rijps zuster, en met hun zonen. Debora Gelthouwer en Gerard van de Rijp lieten zich pas negen jaar later, op 16 maart 1730, inschrijven in de Burgerlijke Stand (DTB 570 p. 156). Al vijf jaar en één dag later, op 17 maart 1735, werd Van de Rijp op het kerkhof van de Noorderkerk ter aarde besteed (DTB 1083 p.30 en p. 31). Ik neem aan dat Van de Rijps tuinportret tegen het einde van de zeventiende eeuw geschilderd werd, anders had hij zich zeer waarschijnlijk ook met zijn echtgenote laten konterfeiten.
Blijkbar was Van de Rijp de langste tijd van zijn leven zonder metgezel. Mogelijk koesterde hij zijn tuin en bloemen als compensatie voor een geliefde tot dat hij Debora Gelthouwer ontmoette. Hij liet zich portretteren met zijn stokroos, met zijn ‘roos zonder doornen’ naast zich als ware zij een gezel en geliefde. Zoals andere details in zijn tuin lijkt ook dit detail te verwijzen naar het tweede scheppingsverhaal in Genesis, waar Adam géén vond die bij hem paste, tot dat hij haar ontmoette die uit hem zelf kwam. Dat Van de Rijp zich zo dicht bij zijn stookroos liet afbeelden spreekt daarvoor dat hij zich ‘haar’ verbonden voelde. En daarvoor, dat hij tot een zekere verstandhouding had gevonden met zijn ‘anima’, ook al zou hij deze niet in psychologische termen hebben kunnen uitdrukken.
Wellicht spreekt zijn woordeloos tuinportret nog steeds een duidelijker taal dan alle woorden van mijn poging?
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen