Het lege midden
Aan de perkenmandala's van Van de Rijp valt op, dat zij een leeg midden hebben. Jung wees erop, dat waar mandala's een leeg midden vertonen hun scheppers niet meer kunnen projecteren op een godsbeeld. In het midden treden dan symbolen van het ‘Zelf’.
In het midden van Oosterse mandala's vindt men vaak een uitbeelding van Boeddha of van een god. In het Westerse equivalent, in de Mandorla, vindt men uitbeeldingen van Christus, Maria of Maria met het kind. In het centrum van de alchemistische mandala staat de bron van Mercurius. Midden onder de dansende Chassidim staat hun Zaddik, hun leider, en zij vormen samen een sociale mandala.
Het linker een rechter mandala in de hoftuin van Gerard van de Rijp toont een lege groene cirkel in het midden. Het groen kan men lezen als symbool van het aards leven, wat goed bij de vier standen past. De cirkels worden omgeven door een quaterniteit, door de vier symbolen van elkaar tegengestelde standen. Cirkel en viertal samen beelden de ‘kwadratuur van de cirkel uit’.
De mandala in het midden echter toont een vierkant met aan elke kant een poortvormige opening, als of cirkels in de vorm indringen. De verdubbeling van de cirkel in dit motief spreekt daarvoor, dat een onbewuste inhoud in het bewustzijn treedt die daarbij gescheiden wordt in een onverenigbaar tegenstellingspaar. Zo beeldt ook het midden van de middelste mandala een ‘kwadratuur’ van de cirkel uit. Een mandala bevat in wezen een cirkel in een vierkant of een vierkant in een cirkel.
Van de Rijp stelde in elk centrum van zijn drie mandalaperken een hoge piëdestal met daarop een vat met daarin aarde en een bloeiende plant. De linker en de rechter piëdestal spiegelen elkaar symmetrisch; waardoor de hele compositie een kwaliteit van de mandala heeft. Zij dragen elk een kruik met handgreep. In de kruik moet aarde zitten. Want uit de kruik reist een bloeiende bloem. De piëdestal in het midden is massief en draagt een hoge vaas met daarin een bloeiende plant. Als men de drie rechte en omhoog strevende piëdestallen leest als mannelijke symbolen van de geest en de drie ronde vazen, gevuld met aarde en een bloeiende bloem, als vrouwelijke symbolen, dan draagt en verheft het geestelijk-mannelijke hier het aardse-vrouwelijke, het ‘lage’. Daarmee correspondeert hij zelf en de stokroos, die hem overstijgt.
Volgens Emma Jung volgt uit de maatschappelijk conventionele asymmetrie tussen mannen en vrouwen, met het mannelijke als het hogere en meerdere en het vrouwelijke als het lagere en mindere, een asymmetrie in de integratie van de anima bij vrouwen en de anima bij mannen. Dit betekent niet, dat mannen werkelijk de meerderen en vrouwen de minderen zouden zijn. Het betreft slechts de maatschappelijke conventie, die nu sinds duizenden jaren geldt, maar die vandaag bijvoorbeeld door emancipatie, in mijn ogen terecht, aangevochten wordt. Vrouwen die hun animus in hun persoonlijkheid willen integreren, oriënteren zich volgens Emma Jung naar boven en ontwikkelen hun geest. Mannen echter oriënteren zich naar beneden en ontwikkelen het aardse, hun ziel. Anima betekent immers ziel (E. Jung 1999).
Typisch verheft Van de Rijp op zijn piëdestallen symbolen van het vrouwelijke: kruik en vaas, aarde en bloem. Daarmee representeren de gehelen van de piëdestallen, vaas en bloem wat in hem gaande was. Zij treden in het lege midden van zijn perkenmandala's als symbolen van zijn ‘zelf’. Daarmee representeren zijn mandala's Jungiaans en symbolisch psychologisch het totaal van zijn groeiende persoonlijkheid als centrum en omtrek.
Het doopsgezinde ideaal en principe van gewetensvrijheid vereist, dat het individu zorgvuldig luistert naar zijn innerlijke ontwikkeling en proces. Het bevordert, dat het individu zich bewust wordt van zijn eigenheid en onderscheidenheid van anderen. Het houdt het individu aan, niet de maatschappelijke conventie te volgen, maar zijn eigen innerlijke beweging en eist de daarvoor nodige vrijheid op. In een vrijzinnige context, wars van star dogmatisme en blinde orthodoxie, traden de inzichten en waarden van de opkomende Verlichting naast christelijke voorstellingen, normen en waarden. Ik kan me voorstellen en het lijkt mij waarschijnlijk, dat Van de Rijp als ‘Waterlander’, als vrijzinnig doopsgezinde, zijn innerlijk proces niet meer kon projecteren op en beleven aan mentaal antropomorfe godsbeelden. Dit zou ‘het lege midden’ van zijn perkenmandala's verklaren. En tegelijk waarom hij, zeer waarschijnlijk volstrekt onbewust, met piëdestal, vaas, aarde en bloem, een symbool creëerden van zijn zich ontwikkelend ‘zelf’ dat hij in ‘het lege midden’ plaatste.
‘I lock my door upon myself’
Een moderne versie van een vierkant tussen twee cirkels, zoals in Van de Rijps tuin, schilderde Fernand Khnopff in 1891. Zoals de symbolen in de tuin van de vrijzinnige doopsgezinde beschrijft ook Khnopffs schilderij dieptepsychologisch gezien het thema van de integratie van de anima, van het vrouwelijke deel van de man in de mannelijke persoonlijkheid.
Het hoofd met de blauwe vleugel symboliseert de droom en plaatst het schilderij in een dieptepsychologische context. De drie oprijzende en ‘zwevende’ rode lelies en de roodharige dame vormen een quaterniteit in de verhouding van 3:1, het Axioma van Maria. Zoals de hoftuin de vrouwelijke symbolen in ‘nauwgezette’ rechthoekige perken vat, vat Khnopff zijn vrouwelijke symbolen en de vrouw in een rechthoekige compositie van rechthoeken. Zoals in de besloten tuin de twee lege cirkels en het lege vierkant op de achtergrond liggen, liggen zij in het schilderij op de achtergrond, links boven. Streven in Van de Rijps vierkant in de centrale mandala vier ‘vrouwelijke’ cirkels aan de vier kanten naar binnen, de Belgische symbolist plaatste middenin zijn vierkant een ‘vrouwelijk’ plantsymbool. Khnopffs cirkels blijken spiegels voor te stellen. In de rechter spiegel zijn acht of twaalf vierkante ruitjes te zien. Daarmee zijn zowel het symbolistische vierkant als ook de symbolistische cirkel eenduidig mandala's. Een mandala toont typisch een cirkel in een vierkant of een vierkant in een cirkel. Op het rechthoekige schilderij, op de achtergrond rechts, staat één donker figuur in de natuur voor een huis, net zo als Van de Rijp in zijn tuin voor zijn huis op de aarde staat.
De titel van het schilderij, ‘I lock my door upon myself‘, verwijst naar een fragment van het gedicht ‘Who Shall Deliever Me?’, ‘Wie zal mijn bevrijden?’, van de prerafaëlitische dichteres Christina Rossetti (1830 - 1894):
I lock my door upon myself, And bar them out; but who shall wall Self from myself, most loathed of all? |
Ik sluit mijn deur naar mezelf En sluit hen buiten; maar wie zal blokken Zelf van mijzelf, meest verafschuwde van alle? (Vertaling fk) |
De passage klinkt alsof de gewetensvrijheid zoekende, gebonden aan zijn geweten, anderen uitsluit, om zijn innerlijke beweging authentiek te volgen. Ook al kan hij anderen van zijn innerlijk uitsluiten en trouw zijn aan zich zelf, hij ervaart op zijn innerlijke queeste alsnog het dilemma, zich niet te kunnen scheiden van zijn zelf. Want ego en zelf zijn het niet altijd eens over wat goed is en nodig voor een completere persoonlijkheid. Wat zal het meest verafschuwde zijn, het ‘zelf’ of hij zelf, zijn ego? Het ego, het ik, dat slechts een deel van de hele persoonlijkheid bewust kent, kan wat het zelf aandraagt soms verafschuwen. De regel van het gedicht en de titel van het schilderij wijzen naar de dynamische dialectiek tussen ego en zelf. Het zelf streeft naar completering en het ego zal daarin soms schoorvoetend moeten volgen, zal de psyche rust vinden en bewaren. Is bij Van de Rijp de anima nog verhuld in vrouwelijke symbolen, 200 jaar later verschijnt zij bij Khnopff gepersonifieerd als vrouw die de kunstenaar en kijker vragend aankijkt.
Omdat zo weinig bekend is over Van de Rijp, moet een analytisch psychologische interpretatie van de opvallende ongewone motieven in zijn tuinportret zich beperken tot algemene betekenissen en kan zij geen sluitende antwoorden geven. Als doopsgezinde Waterlander en lid van de Amsterdamse doopsgezinde kerk ‘De Toren’ hoorde hij bij de vrijzinnige tak. Mogelijk liep hij in zijn innerlijke ontwikkeling zijn tijd en de religieuze tijdsgeest voorop, kon daarom zijn innerlijk niet meer projecteren op mentale godsbeelden en schiep daarom onbewust treffende symbolen van zijn zelf en plaatste ze in het midden van zijn perkenmandala's.
Deuteronomium. Dat men opt Hebreeusch noemt Elleadborin. Dat. v. Capittel: |
Deuteronomium Hoofdstuk 5 Openbaring op de Sinai |
---|---|
8 Ghi en sult v gheen beelden maken... 9 Ghi en sultse niet aenbidden noch hen dienen... |
[8] U zult geen beelden maken... [9] Buig niet voor hen en vereer hen niet... |
Liesveltbijbel 1542 Tot in 2014 anoniem en gratis beschikbaar op biblija.net van UBS. Sinds 2015 na aanmelding en tegen betaling bij NBG. |
Willibrordvertaling 1995 Katholieke Bijbelstichting bijbel.net |
Het groene ‘kruis’
Dat Van de Rijp mogelijk ook mentale godsbeelden had opgegeven valt te concluderen uit de afwezigheid van religieuze symbolen in zijn tuin. Het klaveren- of kruissymbool uitgenomen, dat, hoewel duidelijk zichtbaar, compositorisch geen centrale plaats inneemt. Het groene Klaverensymbool verwijst eerder naar het vroegchristelijke, groenende kruissymbool, dan naar het conventionele kruis als martelinstrument en galg. In een wijnstreek in Burgenland in Oostenrijk kwam ik in een kapelletje een kruis tegen dat als levende wijnstok is uitgewerkt. Ook anders kom ik in de kunst soms een kruis tegen dat groent en uitslaat als de legendarische ferula van de Paus, zoals op Ernst Fuchs’ perkament ‘Der schmerzensreiche Rosenkranz’.
Van de Rijps mandala's lijken als onbewust op de grond gelegd, getekend, geplant als om zijn mannelijk bewustzijn te beschermen tegen en te verzoenen met een zich sterk roerend maar nog onbewust vrouwelijk, zijn anima, het in zijn bewustzijn binnendringende vrouwelijk onbewuste.
Jung noemt de overkoepelende persoonlijkheid het ‘Zelf’. Hij onderscheidt het ego of ik, dat niet verder reikt dan het sturende bewustzijn, van het ‘geheel van de persoonlijkheid’, dat ook het persoonlijke en deels het collectieve onbewuste omvat. Een mens ervaart zijn zelf eerst niet als object, maar als subject, als uitdaging en soms als bedreiging. Aanvankelijk is het zelf zo ver van het bewustzijn verwijdert, dat het aan het bewustzijn nog als ding en abstract symbool, zoals een bloem of geometrisch figuur verschijnt (GW 9/1: 204). Voor Jung was het zelf androgyn, het mannelijke en het vrouwelijke principe omvattend (384).
Tevens was voor Jung het onbewuste geen ding, geen levenloos voorwerp dat je naar believen zou kunnen vormen en in een laadje leggen en vergeten. Het onbewuste is een levend wezen, dat naar balans voor de hele persoonlijkheid streeft. Voor de balans nodige inhouden, die een individu onderdrukt of verdringt, draagt het opnieuw aan, in dromen, fantasieën en visioenen bijvoorbeeld. Deze inhouden zoeken dan een nieuw projectievlak. Dit hoeft de betreffende helemaal niet bewust te zijn, zeker niet in termen van analytische psychologie. Wie echter actief en bewust ‘schaduwwerk’ verricht, zal zicht krijgen op deze inhouden en dit proces en in een sterker balans in het leven staan.
Mogelijk komt de protestantse Beeldenstorm, de radicale verwijdering van beelden uit kerken, waaronder vrouwelijke symbolen, en uiteindelijk uit de voorstelling, een onderschatte verdienste toe. Met de verwijdering, met het verlies of wegvallen van symbolen als projectievlak voor de innerlijke beleving ontstaat de noodzaak, voor projecties of een nieuw projectievlak buiten te vinden, of de projecties naar binnen te halen, hen terug te nemen. Met andere woorden, wat ik van mij niet meer buiten kan beleven en zien aan iemand anders of aan een beeld, kan ik binnen als van mij zelf ontdekken, het kan mij bewust en ik kan het erkennen als iets dat bij me hoort, als iets dat van mij zelf is. Indien Van de Rijp ook zijn innerlijke voorstelling van godsbeelden had ontdaan, wordt het lege midden van zijn mandalaperken begrijpelijk en strookt het met vele andere mandala's die ‘het lege midden’ vertonen.
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- Van de Rijp als Adam
- Van de Rijps anima en zelf
- De tuin als archetype
- De roos als archetype
- De stokroos als archetype
- Stok en staf
- De boom als archetype
- De plant als opus magnum
- De perkenmandala's
- Mandala's in de prehistorie
- Boeddhistische en christelijke mandala's
- Het orthodoxe dilemma in mandala's
- Kinderen tekenen spontaan mandala‘s
- De mandala's van Isabelle Staehle
- De psychologische betekenis van de mandala
- Geometrie
- De mandala van de vier standen
- De mandala van het zelf
- Het alchemistische transformatieproces
- Van de Rijps versus Van der Groens tuinindeling
- Quadratura circuli
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen