Verdreven uit de hemel, vereerd in de tuin
De terugkeer van het vrouwelijke in de tuin van een doopsgezind diaken
Katholieke kerken tonen en bieden nog steeds beelden van het vrouwelijke aan voor devotie. Mannelijke triniteit en mannelijke heiligen zijn niet helemaal verstoken van het vrouwelijke als essentiële tegenstelling van menselijke ervaring en beleving. Katholieken vonden en vinden het vrouwelijke ook in menselijke gestalte, in afbeeldingen van de Maagd Maria en andere vrouwen, die heilig gesproken werden en in de hemel voorgesteld worden, nabij hun mannelijk God.
Ook het Jodendom vat zijn transcendente tegenstellingen in paradoxe beelden van onder meer de Kabbala, waar de Sohar stelt, dat de geschapen dingen niet anders dan als mannelijk en vrouwelijk kunnen bestaan (Hurwitz 1952: 173). Met een zeker glimlach zou men kunnen stellen, dat het uit protestantse kerken en dogmatiek verdreven vrouwelijke in alternatieve symboliek zo niet herboren werd, dan doch een bescheiden onderdak vond in de besloten tuin van Gerard van de Rijp, de vrijzinnig doopsgezinde protestant.
Volgens het Jungiaans empirische concept van het complementaire en compensatoire onbewuste constelleert het vrouwelijke, dat in door het bewustzijn onderdrukt of verdrongen wordt, dat als object van verering ontkend wordt en niet het respect krijgt dat het verdient, zich versterkt in het onbewuste. Het mis- en ontkende vrouwelijke zal trachten, zich in het eenzijdig op het mannelijke georiënteerde bewustzijn te herintroduceren. Van de Rijps tuininrichting laat zich in dit licht begrijpen als complementaire en compensatoire functie tegenover zijn waarschijnlijk radicaal protestantse en mannelijk eenzijdige bewustzijnsinstelling.
De motieven, die de tuinliefhebber Van de Rijp in zijn tuin schiep en de planten die hij erin plantte, bleven door drie eeuwen heen in zijn tuinportret bewaard. De amplificatie van hun symbolische betekenis brengt hun veelvuldige vrouwelijke betekenissen en kwaliteiten aan het licht. Vrouwelijke symbolen waren echter niet slechts aanwezig in zijn tuin. Hij gaf hen een uitmuntende plaats binnen de compositie van zijn tuinkunst. Oppervlakkig bekeken lijkt hun aanwezigheid en plaatsing in de tuin wellicht toevallig of conventioneel. Analytisch psychologisch bezien gaf de tuinkunstenaar hen echter plaatsen als van devotie en verering.
De stokroos naast Van de Rijp was en is een in het oog springend symbool van het vrouwelijke. Van der Groen beschreef en prees in 1699 haar vrouwelijke kwaliteiten. Als roos zonder doornen herinnert zij nog steeds aan de Maagd Maria. Zij gold hun zijn tijd als sierlijk en liefelijk en haar medicinale kwaliteiten dienden de vrouw. Hoewel vandaag ‘maar een malve’ staat zij in de compositie als een gelijkwaardige of zelfs als een partner naast de tuinliefhebber Van de Rijp en bloeit en groeit en torent boven hem uit.
Van alle bloemen is vooral de roos nog steeds hét symbool van de vrouw en het vrouwelijke. Het valt op, dat Van de Rijp de bloem in zijn tuin letterlijk verhief. Te weten op de drie piëdestallen of voetstukken in zijn drie perkenmandala's. In het centrum van elke mandalaperk staat een hoog piëdestal en daarop een vaas met daarin een bloeiende bloem. Vaas en bloem zijn duidelijke en onmiskenbare symbolen van het vrouwelijke. Zowel de stookroos als ook de bloemen in de vazen op de piëdestallen rijzen letterlijk uit boven de man en overstijgen hem. Wanner de tuinliefhebber deze bloemen in de vazen wilde verzorgen, moest hij naar hen opkijken, naar boven reiken om ze te gieten en te verzorgen. Hij had zich in zijn tuin vrouwelijke symbolen geschapen op wie hij letterlijk kon omhoog en opkijken.
Leest men mede de perkenmandala's als expressies van een groeiend Zelf, dat zich in het tuinportret vormgevend presenteert in een bepaald ontwikkelingsstadium, dan lijken de piëdestallen met vaas en bloem het centrum en het doel van dit proces aan te geven. In de linker mandala achter de tuinliefhebber is het middelpunt een cirkel met daarin piëdestal, vaas en bloem. In de middelste mandala rijst de piëdestal met vaas en bloem op uit een vierkant. Echter dringen van buiten cirkelvormen het vierkant binnen, en het is omgeven van cirkelvormen in de andere vier vierkanten. De uiterst rechtse mandala acht ik te onscherp voor concrete overwegingen. Echter is ook daar een piëdestal te zien, in zijn vorm geheel symmetrisch aan het linker piëdestal, met daarop vaas en bloem.
Indien men wil kan men de drie piëdestallen met vaas en bloem in de daarin veronderstelde aarde als symbolisch complementair en compensatoir lezen tegenover de hemelse mannelijke triniteit. De drie piëdestallen-composities verhouden zich tot de twee taxusboompjes als 3:2; of als 4:2 als men de stokroos meetelt. En zij verhouden zich tot de mannelijke tuinliefhebber als 3:1; maar ook tot de andere hem, bij wijze van spreken, gelijke, de stokroos, als 3:1. Samen verhouden deze vier centrale vrouwelijke symbolen zich tegenover de mannelijke tuinkunstenaar als 4:1. Deze verhoudingen wijzen op het Axioma van Maria, de beweging van differentiatie in en vereniging van tegenstellingen; in dit geval van mannelijk en vrouwelijk.
Gezien het gebrek aan informatie over Van de Rijp moet in het midden blijven hoe bewust hij met deze probleemstelling bezig was. Zijn tijdgenoten in alchemie en chassidisme hielden zich op hun manier bewust en intens bezig met de ‘coniunctio oppositorum’, de vereniging van tegenstellingen, dat zij op hun manier zagen in en beleefden aan voor hen geschikte projectiedragers. Uit tuinaanleg, compositie en symboliek mag men concluderen, dat Van de Rijp, in zijn doopsgezind protestantse context, op zijn manier en min of meer bewust, het in zijn hemel afwezige vrouwelijke compenseerde met vrouwelijke symbolen in zijn aardse tuin. Vrouwelijke beeldsymbolen, die uit protestantse kerken waren verdwenen, en het vrouwelijke, dat uit bewust protestants metafysisch denken gebannen werd, in reactie op en als afweer van ‘het Roomse gedoe’, vonden in Van de Rijps tuin in een maatschappelijk onopvallende, onschuldige en vernieuwde vorm een nieuwe plek in aardse symbolen en tijdloos abstracte vormen. Waarbij de aardse symbolen wijzen op een concretisering van het vrouwelijke in het stof, en abstracte vormen, als het ronde, cirkel en cirkeldelen, op een Zelf dat zich vormde.
Gezien analytici en kunsthistorici in de Renaissance een ‘enantiodromie’ zien, een omkeer en terugtrekking van en een tegenbeweging op de dominantie van de gotische hemelvader en een terugkeer naar de aardmoeder, toont Van de Rijp zich in zijn tuinportret als ‘een zoon der aarde’, om niet te zeggen van Moeder Aarde, en als een kind van zijn tijd. Zijn vandaag ogenschijnlijk nietszeggende tuinkunst ontpopt zich bij nader toezien als een treffende expressie van de geest van zijn tijd. De psychologische betekenissen die zijn tuinkunst driehonderd jaar later zou ‘openbaren’ kon hij plannen noch voorzien. Het vrouwelijke, dat om protestants protest tegen Rome uit kerk en hemel werd verdreven, was onopvallend en toch duidelijk zichtbaar teruggekeerd in nieuwe gestalte en vorm in Van de Rijps tuin.
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- Van de Rijp als Adam
- Van de Rijps anima en zelf
- De tuin als archetype
- De roos als archetype
- De stokroos als archetype
- Stok en staf
- De boom als archetype
- De plant als opus magnum
- De perkenmandala's
- Mandala's in de prehistorie
- Boeddhistische en christelijke mandala's
- Het orthodoxe dilemma in mandala's
- Kinderen tekenen spontaan mandala‘s
- De mandala's van Isabelle Staehle
- De psychologische betekenis van de mandala
- Geometrie
- De mandala van de vier standen
- De mandala van het zelf
- Het alchemistische transformatieproces
- Van de Rijps versus Van der Groens tuinindeling
- Quadratura circuli
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen