Schoppen,
de doorn van adel en militair
Rechts toont Van de Rijps maatschappelijke mandala een Schoppensymbool. Anders dan het huidige standaardsymbool lijkt het nog meer op de punt van een lans, speer of pijl. Deze ‘speer’ is naar het midden gericht en op de koopman tegenover en op het achter hem veronderstelde Ruiten-symbool.
Als men zorgvuldig naar de uitvoering kijkt, blijkt deze ‘speerpunt’ langs de cirkel heen op de koopman de wijzen of te mikken. Is dit opzet? Of is dit een gevolg van een mindere beheersing van de weergave van het perspectief? Jung en Neumann observeerden, dat het onbewuste gebruik maakt van onvoldoende artistiek kunnen om zich te uiten. Indien dit hier van toepassing is, kan het geduid worden als een expressie van onzekerheid tegenover de stand van militair en adel, en als onzekerheid tegenover de eigen assertiviteit en agressie.
Nog tegen het einde van de achttiende eeuw toonden kaarten het Schoppensymbool met een brede of stevige basis (Koreny 1974: 142, Janssen 1965: 55), vergelijkbaar met hoe het op Van de Rijps schilderij uitziet. Het Schoppensymbool stond voor de stand van adel en militairen, die zijn macht aan zijn afkomst te danken had en die wijsheid toegeschreven werd.
De zogenoemde consequente of radicale vleugel van de reformatie, waaronder doopsgezinden, kwam van met af aan op voor geloofs- en gewetensvrijheid, vrijheid van Rome, onafhankelijke geloofsgemeenschappen en onderdrukte boeren. Al aan het begin van de zestiende eeuw organiseerden doopsgezinden los van kerk en staat hun eigen bijeenkomsten, diensten en gemeenschappen en ondersteunden het streven van boeren voor erkenning en betere leefomstandigheden. Veel doopsgezinden waren daarbij pacifistisch gezind en weigerden wapengebruik en militaire dienst. Adel en kerk voelden daardoor zich en de bestaande wereldlijke en kerkelijke orde bedreigd en grepen snel hardhandig door. Doopsgezinden werden vanaf het begin van de zestiende eeuw in vele Europese gebieden langdurig genadeloos vervolgd en gedood. Net als boeren werden ook zij overal onderdrukt. In dit licht draagt Schoppen heer niet voor niets een zwaard.
Sinds de middeleeuwen meenden stedelingen dat de vroedschap, waaruit de stedelijke bestuurders werden gekozen, moesten bestaan uit de ‘weisten, treffelijksten en rijksten’ van de stad. Rijke koopmannen zouden het beste geschikt zijn, de voorspoed van de stad te waarborgen, omdat vrede hun handel baatte. In de late middeleeuwen vormden rijke koopmansfamilies een gesloten klasse en bestuurden steden. De lagere burgerstand verenigde zich in schutterijen, maar kon niet op tegen de hogere burgers.
In de zestiende en zeventiende eeuw hadden kooplieden zich als regenten in stadsbesturen gevestigd. Doopsgezinden en anderen bleven echter nog uitgesloten. De families van regenten speelden elkaar de bal toe en vergaarden macht. De burgemeesters van Amsterdam bijvoorbeeld benoemden elkaar en de Staten en Gedeputeerde Staten van de provincies lagen in handen van enkele rijke families. Oligarchische stadsbesturen beperkten nu de macht van de adel. Naast de Schout, de afgevaardigde van de landsheer, bestuurden nu ook enkelen wier macht niet op afkomst maar op rijkdom berustte de steden.
Toenemend moest ook met welgestelde doopsgezinde kooplieden rekening worden gehouden. Zij waren vroom maar niet wereldvreemd. Hoewel doopsgezinden nog steeds de militaire dienst weigerden steunden zij ook militaire acties die algemene godsdienst- en gewetensvrijheid beschermden. Kooplieden en militairen trokken samen erop uit. Kooplieden moesten het succes van handelsondernemingen garanderen en militairen de handelsschepen beschermen tegen piraten en concurrerende zeemachten. Zou Van de Rijp op zijn ondernemingen militaire begeleiding hebben afgewezen of haar dankbaar hebben aanvaard?
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- Van de Rijp als Adam
- Van de Rijps anima en zelf
- De tuin als archetype
- De roos als archetype
- De stokroos als archetype
- Stok en staf
- De boom als archetype
- De plant als opus magnum
- De perkenmandala's
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen