Over het verschil tussen natuurwetenschap en psychologie
Natuurwetenschappen houden zich vooral bezig met causale ketenen van de zogenoemde ‘dode’ natuur of materie buiten de mens. De psychologie echter reflecteert onder meer de innerlijkheid van de creatieve en vormgevende processen die zich in de menselijke psyche afspelen. Wie deze vormgevende processen van de psyche bewust worden, wordt ook op het gebeuren in het leven attent dat vooraf gaat aan deze vormgevende potentie van de psyche dat haar voorbereidt. (Neumann 1992: 99)
Een materialist kan mystiek kiezen als academische vak en de geschiedenis van mystiek onderwijzen. De fysicus en zoöloog kunnen over de natuur berichten die met hun experimenten meegaat of zich daartegen verzet. Al in de vorige eeuw trachtte de psychologie zich te conformeren aan de het natuurwetenschappelijk ideaal van exactheid, experiment en statistiek. Het lijkt alsof alleen de dieptepsycholoog de zekerheid van de wetenschapper die zich niet hoeft te exponeren moet ontberen. Hij wordt ook niet gesteund door kerk, dogma, rituaal en sacrament. Want de theoretische kennis dat de experimentator mede ingesloten is in zijn experiment betreft niet slechts het individu, maar ook de algemeen menselijke structuur van de onderzoeker. De dieptepsycholoog kan zich niet buitenspel houden van het spel dat in hem en met hem speelt (Neumann 1992: 126). De dieptepsycholoog heeft theorie noch methode die een resultaat zouden kunnen garanderen. Ook al stelt hij zich open en geeft hij het beste, het blijft een wonder wanneer de cliënt verandert en groeit.
Het lijkt soms alsof de officiële psychologie in Nederland zich nog steeds wil conformeert aan het natuurwetenschappelijk ideaal met een klemtoon op statistiek en verwaarlozing van de dieptepsychologie. Dat verzekeraars snel goedkope resultaten verwachten maakt het er niet beter op. De ziel laat zich echter niet aantrekken als een losse moer of schroef en breedband-‘anti-psychotica’ bestaan niet. Dieptepsychologische inzichten verdwijnen echter niet zo maar uit wetenschappelijk bewustzijn en werk. Zo leeft bijvoorbeeld de wetenschap van overdracht en tegenoverdracht voort (Derksen 1993, Vandereycken, Hoogduin en Emmelkamp 2008, Vandereycken 2009) en het inzicht in de complementaire en compenserende werking van het onbewuste geneest ook zonder een enkel Jungiaans begrip (Longden 2013).

Vereenvoudigde weergave van een kunstmatig neuraal netwerk Mysid 2006 commons.wikipedia
De methoden en technieken van menswetenschappen verschillen van die van natuurwetenschappen onder meer daarin, dat zij zowel kwalitatief als ook kwantitatief zijn. Mede omdat menselijke verschijnselen meerduidig zijn en niet alle met fysiek apparatuur eenvoudig te meten vallen.
In een cultuur die vergaand materie verheft tot hét criterium voor bestaan en leven zal zich in het onbewuste een tegenbeweging opbouwen en zich in denken en handelen van mensen die deelhebben aan deze cultuur manifesteren. Wetenschapsvijandigheid, verwerping van wetenschappelijke principes en hardnekkig twijfel aan en waantrouwen tegenover wetenschappelijke bevindingen en methoden zijn uitingen daarvan. Het lijkt typisch voor min of meer onbewuste tegenbewegingen dat zij met het badwater ook de baby weggieten. Fundamentele wetenschappelijke verworvenheden die over eeuwen werden gewonnen (Gribbin 2001) worden afgekeurd en verworpen. Denkwijze en argumenten worden irrationeel en onverifieerbaar. Bewustere geesten verwoorden de eenzijdigheid echter wetenschappelijk en opperen alternatieven (Sheldrake 2012).
Een deel van de generatie analytici na Jung verzette zich tegen wat zij zijn overtrokken intellectualisme noemde en ontwikkelde alternatief lichaamsgerichte therapievormen, samengevat onder de label ‘lichaamswerk’ (Veldfelt 1989). Tal van deze methoden vonden een vaste plek in de gereedschapskist van uiteenlopende therapeutische scholen. Publicaties van Jung en zijn eerste leerlingen onderbouwden hun argumentaties, beschrijvingen, bevindingen en conclusies zorgvuldig met bronverwijzingen.
Latere generaties lijken in hun teksten steeds minder te verwijzen naar bronnen, zij beperken zich tot enkele algemene literatuurverwijzingen of laten deze helemaal weg. Het lijkt alsof wetenschappelijke verantwoording, verificatie en falsificatie er steeds minder tot niet meer toe doen. Hoewel dit pragmatisch mag lijken valt daarmee de theoretische verantwoording als begeleidend kader van de praktijk ook weg. Deze verandering heeft iets van het verschil tussen de ook theoretisch geïnteresseerde wiskunde van oude Grieken en de pragmatische oriëntatie van Romeinen (Dilke 1981). Deze verschuiving lijkt begrijpelijk aan te sluiten bij een antiwetenschappelijk levensgevoel en tegenbeweging. Meer serieuze en bewuste geesten zullen dit soort ‘psychologische’ literatuur, haar houding en methoden, die ze wil uitdragen, niet serieus kunnen nemen en daarmee soms ook niet meer de dieptepsychologie.
Hoewel Jung de status quo van wetenschappen en wetenschappelijke vooroordelen herhaaldelijk dartte, onderhield hij contact met vooraanstaande wetenschappers, begreep hen en kon zich aan hen begrijpelijk maken. Ook al werd hij nogal misverstaan hield hij juist ook voor gewaagde stellingen vast aan de discipline van wetenschappelijke verantwoording (Fordham 1985, Wehr 1993, Buber 1994, Jaffé 1979 en 1999, Jung GW en VW, Jacobi 2004, Hamaker-Zondag 2006 en anderen).
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen