Het onbewuste wordt collectief
Van het persoonlijke onbewuste...

Max Halberstadt 1882 - 1940 Sigmund Freud rookt een sigaar, 1921 Lobo 2008 commons.wikimedia
Sigmund Freud was de eerste die het onbewuste met wetenschappelijke methodes onderzocht. Dit is en blijft zijn onbetwiste verdienste. Hij beperkte zijn visie van het onbewuste echter tot het individu. Hij zag het onbewuste als een verzameling van vergeten, onderdrukte en verdrongen driften, ervaringen en opgelegde eisen en verwachtingen van de sociale omgeving. Het bereik van driften noemde hij ‘Es’, ‘het’, als een onzijdige aanduiding van het dierlijk biologische. Met ‘Über-Ich’, ‘boven-ik’, verwees hij naar van maatschappij, ouders, school, kerk, staat en andere instanties opgelegde gedragingen, normen en waarden die men zich eigen maakt en waartegen men wel of niet in opspraak komt. tussen de tegenstrijdige eisen van natuur, Es, en cultuur, Über-Ich, probeert het bewuste ‘Ich’, ‘ik’, te bemiddelen en zich staande te houden. Mislukt de bemiddeling kan een psychische stoornis ontstaan en wijzen naar een onverwerkte spanning tussen Es en Über-Ich, tussen drift en culturele eis.
... naar het collectieve onbewuste

Carl Gustav Jung VS 1910 Handgekleurde foto Library of Congress Gilbertus 2009 commons.wikimedia
Carl Gustav Jung (1875 - 1961) was arts en vertrouwd met de concepten van Freud en anderen. Om ervaringen in zijn werk in kliniek en praktijk begon hij te vermoeden, dat het onbewuste meer omvat dan alleen het individuele, persoonlijke verleden. Patiënten en cliënten confronteerden hem met ‘onbewuste inhouden’, herinneringen, die voorbij hun persoonlijk leven naar verleden tijden en culturen verwezen waar ze om hun individuele levensgeschiedenis en levensweg geen weet van konden hebben. Hun dromen droegen motieven aan, uit bijvoorbeeld alchemie en mythologie, die zij onmogelijk konden kennen. Jung onderzocht en bestudeerde deze motieven, die het onbewuste in dromen, imaginaties en kunst aanreikte, en vond, dat zij mensen konden completeren en genezen.
Gericht onderzoek bevestigden zijn empirische vermoedens. Uiteindelijk concludeerde hij een ‘collectief onbewuste’, een onbeperkte verzameling van collectieve herinneringen die zich in een individu kunnen manifesteren. Daarmee opende zich zijn beeld van de potentiele inhoud van de psyche van het individu naar het lange culturele en dierlijke verleden van de mensheid. Vergelijkbar met hoe wij ons vandaag de biologische werking van DNA voorstellen.
Met fysici van zijn tijd, als Heitler, Pauli en Planck, veronderstelde Jung een gemeenschappelijke basis voor materie en geest en raakvlakten tussen biologie en psyche, aangeduid als psycho-somatisch of somato-psychisch. De ervaringen die zij opdeden in het onderzoek van materie en psyche maakten het materialistisch-mechanistisch deterministisch wereldbeeld voor hen niet langer houdbaar. Met het beste geweten en met alle intellectuele redelijkheid konden zij Immanentie en transcendentie, het zichtbare en onzichtbare, weer als één zien en bespreken (Jaffé 1979: 28-49).
Doordat de dieptepsychologie de relatieve afhankelijkheid van ‘ik’ en bewustzijn ontdekte van complexen van het persoonlijke onbewuste én van archetypen en driftstructuren van het collectieve onbewuste werd de ‘klassieke’ bewustzijnspsychologie van de vrijheid wel beperkt, maar niet opgelost. Met de verschuiving van het accent op een omvattender wereld van het psychische - het collectieve onbewuste trad als tweede brandpunt naast het brandpunt van het individuele zelf - moest de voorstelling van een gesloten psychisch bewustzijnssysteem worden opgegeven voor een relatieve openheid van het psychische. Doordat de creatieve samenhang tussen het ik en het onbewuste in gezondheid en ziekte in het middelpunt van de interesse kwam, werd de vormgevende vrijheid van de psyche en de in haar richtinggevende verbinding tussen het ik en het zelf als basisprincipe van de menselijke existentie duidelijk. De vormgevende diepte-laag van de psyche bleek verbonden met het vormgevende. Zij is een uitdrukking van een nieuw bereik van het creatief vormgevende, waarin het individu als de eenheid van het ik en het zelf het gouverneurschap van dit vormgevende heeft. (Neumann 1992: 112)
De uitbreiding van het individuele onbewuste naar het collectieve verleden loopt parallel de horizonverruiming in andere wetenschappen. Al meer dan honderd jaar kijken fysici met kwantum fysica en astronomie steeds dieper in en verder terug in microkosmos en macrokosmos, miljarden lichtjaren ver en miljarden jaren terug (Fuchs 1958). De archeologie ontdekt steeds meer steeds oudere getuigenissen van het dierlijke en menselijke verleden, duizenden en miljoenen jaren oud (Heberer, Mann en Heuß 1971, Alexander 2008, Mann 2011). Met de dubbelhelix van de DNA ontstond de voorstelling, dat leefgewoontes van generaties, die tienduizenden jaren voor ons leefden, ons lichaam vandaag mede bepalen (Sheldrake 1995a, Berk 2001, Dobbs 2013). Zo zou ons spijsverteringskanaal nog steeds afgestemd zijn op de eetgewoontes van onze voorouders in de nieuwe steentijd en niet op industrieel voedsel als drop, frieten en kroket (Cohen 2013). Geologen onderzoeken sporen van aardbevingen tot ver in de prehistorie, om de veiligheid van bouwgrond op grote schaal te bepalen. Kennis van en inzicht in het verleden is belangrijk voor de toekomst.
Psychologie en analytische psychologie onderzoeken met elkaar aanvullende concepten en methoden het materieel niet grijpbare ‘psychoïde’ aspect van de mens, dat net als zijn biologie in een lang verleden gevormd werd en zijn heden mede bepaalt. Het collectieve onbewuste verbindt vandaag levende individuen met hun gezamenlijk verleden. Het bewustzijn van individuen lijkt meer op drijvende eilandjes op een oceaan van het onbewuste dan op een ‘rotsvast’ continent (Lewis 2006).
- 100 jaar Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje
- Schilderijen
- Waardering
- Gerard van de Rijp in zijn tuin
- Het spirituele hof
- Het beminde hof
- Het analytische hof
- Appels en peren vergelijken
- Alchemie, Chassidisme en tuinkunst
- Jungiaanse en symbolische psychologie
- Van de Rijps tuinkunst als onbewuste expressie
- De hogere én de lagere mens
- Een momentopname van innerlijke rijping
- Vier, drie, twee en één in het tuinportret
- Onvermoeide fascinatie
- Een leven lang
- Conclusie en wens
- Gozewijn Centen en zijn gezin
- Schilderijen
- Het Rijpenhofje in 1982
- Reglement voor het Rijpen Hofje 1837
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- Dank
- Bronnen