Het hof als spiritueel testament?
Hij moet een degelijk en nauwgezet man zijn geweest, die de Rijp, die zijn grooten tuin zoo keurig in orde had en hoewel hij gaarne versieringen anbracht door keur van parterres, vazen, vormboomen en mooie planten, toch zoo goed heeft begrepen wat paste bij zijne wel eenvoudige woning, en alles zoo had weten te rangschikken dat een eenvoudig en toch waarlijk mooi geheel verkregen werd.
C. H. C. A. van Sypestein 1910
Van Sypesteins conclusie klinkt als een waardering van de artistieke expressie van Van de Rijps spirituele houding. Behalve het schilderij werden ook het hof en de tuin gezien en begrepen als kunstwerken. Het schilderij is niet alleen zelf een kunstwerk, maar ook een afbeelding en documentatie van Van de Rijps tuinkunst.
Een keurige tuin verstond men als een uitdrukking van de opgeruimde geest en ziel van de eigenaar. 200 jaar nadat Van de Rijp zijn tuin had aangelegd en in bloei had laten schilderen herkende de tuinkunstkenner Van Sypestein in het resultaat een uitgewogenheid tussen Van de Rijps eenvoud en esthetiek, tussen zijn ‘eenvoudige woning’ en de bij zijn tijd passende rangschikking van details tot een ‘mooi geheel’.
Japanse eenvoud en esthetiek
De Japonse rok en Manteau op de schilderijen van Van de Rijp en Centen wijzen op het invloed van de Japanse cultuur op de Nederlandse cultuur in hun tijd. Van 1641 tot 1853 was de Nederlandse handel via Deshima - Japans 出島, wat ongeveer ‘Vooreiland’ betekent -, Nagasaki, het enige contact dat Japan met Europa toeliet; omdat Nederland alleen in handel geïnteresseerd was en niet in zending. De shogun waardeerde de ruil van luxe artikelen met de Nederlanders, wat onder meer de Japonse rok van de heren Gerard van de Rijp en Gozewijn Centen en de Manteau van Maria Centen inspireerde. De Japanse eenvoud en esthetiek kunnen de doopsgezinde diaken en tuinkunstenaar bekend geweest zijn en hem aangesproken hebben. Tot op vandaag inspireren eenvoud en esthetiek van Zen, zoals van de tuin van de tempel Ryōan-ji - de ‘tempel van de vredige draak’ in het Noordwesten van Kyoto - Westerse smaak en voorstellingen.
Binnen de referentiekaders van zijn tijd verwijst het schilderij van Van de Rijp veelvuldig naar diens spirituele houding, zoals christelijke waarden als barmhartigheid en diaconie, en eenvoud en esthetiek. Mogelijk liet Van de Rijp zijn notarissen zijn materieel testament vastleggen en zijn ons onbekende schilder zijn spiritueel testament? Hof en tuin werden namelijk begrepen als voorbeeld voor de aarde als geheel. In die visie wijzen structuur en orde in Van de Rijps tuin op een wil, de aarde te bewaren en te onderhouden en niet maar te gebruiken. Sociaaleconomisch kan zich dit in de stichting van een hofje uiten, het Rijpenhofje. Onze nu doorgeslagen materialistisch op winst jagende cultuur vernietigt de aarde en doet na verhouding te weinig voor haar onderhoud en behoud, en de sociaaleconomische ongelijkheid groeit daaraan parallel. Wat zouden de hovenier Jan van der Groen en de tuinkunstenaar Van de Rijp concluderen over de geestesgesteldheid van de huidige Westerse cultuur gezien haar gebruik en vormgeving van de aarde en bijvoorbeeld het 'factoor arbeid' (Kalab 1999)?
Schriftelijke documentatie over Van de Rijp blijkt schaars. Alsnog herinnert Van Sypesteins bevinding van 1910 over Van de Rijp als mens aan de uitdrukkelijke doelstelling die zijn erven en neven, Jan en Jacob Van de Rijp Centen, realiseerden. Zij verbouwden op de Rozengracht beschikbare huizen tot een ‘volkomen pieus gestigt ofte hofje’. Pas na deze verbouwing noemden zij het ‘Rijpenhofje’.
Zou dit puur toeval zijn? Of verdiende het gebouwencomplex in hun ogen pas na de verbouwing zijn naam? Herinnerden Jan en Jacob zich gesprekken met hun overleden oom? Hadden zij naast het schriftelijke testament nog verbale instructies ontvangen? Hadden zij de hoftuin van hun ‘degelijk’ en ‘nauwgezette’ oom voor ogen? Zochten en vonden zij in zijn gepenseeld tafereel van zijn tuin inspiratie voor de uitvoering van zijn testament? Trachtten zij zijn hortensische orde, de orde in zijn tuin, om te zetten in een sociale orde? Kreeg iedere hofbewoner een plek na het voorbeeld, ‘eenvoudig en toch waarlijk mooi’? Was het een bewuste bedoeling, dat elk bewoner van het hof een plek zou krijgen om er te kunnen bloeien, te geuren en vruchten te dragen, zonder anderen in hun ontwikkeling te belemmeren? Ons mogen dit soort overwegingen vreemd voorkomen en overdreven. De mens van de Gouden Eeuw echter dacht en voelde graag metaforisch en, zoals uit Van de Rijps testament blijkt, ‘volkomen pieus’.
Gerard van de Rijp overleed in 1735. Veertien jaar eerder, in 1721, portretteerde de uit Polen afkomstige schilder Lubienietzky Jan en Jacob Van de Rijp-Centen met hun ouders. Oom en neven zullen beide schilderijen gekend en besproken hebben. Zij zaten samen noch voor een beeldscherm een nieuw ‘dvd’tje’ te bekijken, noch in een bioscoop in de laatste film. De twee schilderij waren voor hen zo ongeveer wat voor ons nu tv en bioscoop zijn.
‘Gozewijn Centen en zijne huisvrouw Maria van de Rijp’, zuster van Gerard van de Rijp, zullen Lubienietzky's artistieke kenschetsing van ‘hunne twee zonen Jan en Job van de Rijp Centen’ in opdracht gegeven dan wel goedgekeurd hebben. De ouders laten hun zonen begaan en observeren belangstellend wat in hun zonen leeft en naar buiten komt. Het is als uitte zich hier al de geest van de Verlichting, het geloof in de mens en de kracht van de natuur, mits ongehinderd en ongestoord.
De kleinere brengt zijn moeder enthousiast een mandje vol bloemenbloesems. De grotere haalt met een schelpje water uit een bron om ze fris te houden, zo fris als de bloemen in de tuin van zijn oom. Daarbij geven zij door, wat zij in de natuur vinden, wat de natuur hen geeft. Vergelijkbaar met de spontane handelingen van zijn twee neven heeft Van de Rijp met zijn verkregen vermogen een hofje gesticht én ervoor gezorgd dat het werd onderhouden en zijn bewoners vruchtgenot ervan kregen.
Wie zal het zeggen wat in de archieven nog wordt ontdekt en verder licht werpt op dit unieke geschilderde document van Gerard van de Rijp, zijn tuinkunst en zijn tijd?