Het besloten en bekoorlijk ‘hof’
De herder in Hooglied windt om zijn aardse geliefde geen allegorisch doekje. Zij zelf, bruid, vriendin en zuster, zij is het besloten hof en de verzegelde bron. Zij is het paradijselijke lusthof ‘hier en nu’. Haar geliefde mag erin, hij mag alles bezien, aanraken, plukken, reuken, eten en drinken, kortom oogsten. Hij mag van haar genieten. En terwijl hij geniet, geniet zij hem en wat hij brengt.
Statenvertaling 1637 | Willibrordvertaling 1995 |
---|---|
Hij | Hij |
Het iiij. Capittel. 12 Mijne suster, ô Bruyt, ghy zijt een besloten hof, eene beslotene welle, eene versegelde fonteyne. |
Hooglied 4 12 Een gesloten hof ben je, mijn zuster, mijn bruid, een gesloten hof, een verzegelde bron. |
13 Uwe scheuten zijn een Paradijs van granaet-appelen, met edele vruchten, Cyprus met Nardus. |
13 Je staat in bloei als een lusthof vol granaatbomen met kostelijke vruchten, vol hennabloemen en nardusplanten, |
14 Nardus, ende Saffraen, Calmus, ende Caneel, met allerley boomen van wieroock, myrrhe, ende Aloë, mitsgaders alle voornaemste speceryen. |
14 nardus en saffraan, kalmoes en kaneel, allerlei wierookbomen, mirre en aloë, de fijnste geurige kruiden. |
15 O fonteyne der hoven, put der levende wateren, die uyt Libanon vloeyen! |
15 Je bent een bron in een tuin, een fontein van levend water, water dat stroomt van de Libanon. |
Zij | Zij |
16 Ontwaeckt Noorden wint, ende komt ghy Zuyden wint, doorwaeyt mijnen hof, dat sijne speceryen uytvloeyen: ô dat mijn Liefste tot sijnen hof quame, ende ate sijne edele vruchten! |
16 Steek op, noordenwind, kom, zuidenwind, en blaas over mijn tuin, zodat de geuren zich verspreiden! Laat mijn lief in zijn tuin komen en er genieten van de kostelijke vruchten! |
- 100 jaar Rijpenhofje 2013
- Het Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje 1982
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- ‘Reglement voor het Rijpen Hofje’ 1837
- Dank
- Bronnen