Bezwering en waarschuwing
Drie keer bedelt, smeekt en bezweert de liefdeszieke en toch ook geduldige herdersgeliefde de dames van Jeruzalem de liefde zeker niet wakker te maken, maar haar ongestoord te laten sluimeren zolang als het haar behaagt (Hooglied 2:7, 3:5, 8:4).
Hij bezweert hen bij de schuwe gazellen en bij de vluchtige hinden in het veld, die bij het zachteste geluid en bij de meest voorzichtige beweging al op de vlucht kunnen slaan. Zo begeerlijk als zijn geliefde voor hem is, zo teder en zo gevaarlijk kan de liefde zijn. Aan de ene kant zo schuw als een ree en aan de andere kant zo sterk als het dodenrijk en zo onverbiddelijk als een graf:
Statenvertaling 1637 | Willibrordvertaling 1995 |
---|---|
Hij | Hij |
Het viij. Capittel. 4 Ick besweere u, ghy dochteren Ierusalems, dat ghy die liefde niet op en weckt, noch wacker en maeckt tot dat het [de selve] lust. |
Hooglied 8 4 Ik bezweer je, dochters van Jeruzalem, wek de liefde niet, maar laat haar sluimeren zolang ze wil. |
Zij | Zij |
6 Sett my als een segel op u herte, als een segel op uwen arm: want de liefde is sterck, als de doot: de yver is hart als het graf: hare colen zijn vyerige colen, vlammen des Heeren. |
6 Draag mij als een zegel op je hart, als een zegel aan je arm: want de liefde is sterk als de dood, met de onverbiddelijkheid van het dodenrijk sluit zij ieder ander buiten. Haar vonken zijn bliksemschichten, vlammen van de HEER. |
7 Vele wateren en souden dese liefde niet kunnen uyt blusschen: ja de Rivieren en soudense niet verdrincken: al gave yemant al ’t goet van sijn huys voor dese liefde, en soude hem teenemael verachten. |
7 Geen stortvloed van water kan de liefde blussen, geen rivier spoelt haar weg. Al bood iemand alles wat hij bezit voor de liefde, men zou hem met verachting afwijzen. |
- 100 jaar Rijpenhofje 2013
- Het Rijpenhofje
- Het Rijpenhofje 1982
- Vier eeuwen hofjes in Amsterdam
- ‘Reglement voor het Rijpen Hofje’ 1837
- Dank
- Bronnen